'Zonder hoofdfiguren geen boek', zegt Simon Kuper. 'En als een verhaal niet chronologisch is, raak je mensen kwijt'

maandag, 20 oktober 2025 (22:00) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

Simon Kuper, sinds lange tijd journalist bij de Financial Times, blikt terug op dertig jaar schrijverschap en licht zijn werkwijze toe aan de hand van zijn nieuwste boek De wereld aan mijn voeten: Een reis door het hart van het mondiale voetbal in negen WK’s (verschijnt 20 oktober 2025). Vanuit zijn werkkamer in Frankrijk vertelt hij hoe elk boek voor hem begint met een heldere vraag, een reis en herkenbare hoofdfiguren: dat zijn de narratieve palen waaraan hij alles ophangt. Voor het WK‑boek fungeert Kuper zelf als gids; hij bezocht negen wereldkampioenschappen en gebruikt die toernooien als spiegel voor bredere maatschappelijke en politieke ontwikkelingen.

Kuper schetst hoe zijn productieve periode ontstond toen zijn kinderen ouder werden en hij weer weekenden voor zichzelf kreeg. Daarna viel een ritme van schrijven en publiceren op zijn plek: een manuscript over George Blake verscheen na diens overlijden, tussendoor ontstond het Barcelona‑boek, en nu dit overzicht van wereldkampioenschappen. Centraal in zijn aanpak staat drastisch schrappen en structureren: je moet weten waar het naartoe leidt — “als je niet weet hoe het eindigt, zakt een boek in” — en alleen materiaal gebruiken dat bij die tocht past. Hij noemt William Boyd en Michael Lewis als belangrijke voorbeelden: Boyd omdat hij vooraf zijn eindpunt kent, Lewis omdat hij abstracte onderwerpen tot levendige verhalen maakt met behulp van concrete hoofdpersonen.

Veel van het interview gaat over de staat van het moderne voetbal. Waar critici roepen dat het geld de ziel heeft verkocht, ziet Kuper vooral continuïteit: voetbal geeft nog steeds plezier en stadions zijn niet leeggelopen. De belangrijkste verandering is niet dat spelers veel meer minuten maken, maar dat het spel veel intensiever is geworden — meer sprinten, meer duels — terwijl clubs door grotere selecties en vijf wissels roteren. Nieuwe geldstromen komen vooral uit Golfstaten en de VS, die toernooien en wedstrijden naar zich toe trekken (zoals de Spaanse Supercup in Riyad en een LaLiga‑duel in Miami). Voor absolute topclubs betekent dat vooral méér wedstrijden en commerciële kansen; voor kleinere kampioenen uit bijvoorbeeld Nieuw‑Zeeland of Mexico kan het nieuwe exposure en inkomsten opleveren. Kuper signaleert dat het topvoetbal geografisch geconcentreerd raakt: een handvol landen dicteert het hoogste niveau, de rest kijkt toe.

Als journalist legt Kuper uit waarom hij van sport naar meer analytische journalistiek ging: voetbalverhalen zijn verteld door mensen, maar echte uitleg vraagt economische en historische context. Een gesprek met politicus Frank Field maakte hem bewust van het belang van historisch besef — veel hedendaagse beleidsvoorstellen herhalen oude fouten — en dat gevoel wilde hij ook in zijn journalistieke werk. Zijn debuut Football Against the Enemy lanceerde zijn carrière, waarna hij twee professionele “merken” ontwikkelde: die van voetbalschrijver en van serieuze FT‑journalist. Die dubbele identiteit was voor hem een voordeel, al was die combinatie later moeilijker te onderhouden nu het medialandschap veranderd is.

Kuper reflecteert op vakmanschap: hij noemt zichzelf meer professioneel dan begaafd, en vindt dat boeken — net als kinderen — precies goed zijn zoals ze zijn. Over schrijftechniek: kolommen dwingen tot compactheid en een redactionele toon, boeken geven ruimte voor stem en diepere verhalende lijnen. Over onderwerpen die hij nog wil verkennen: een interview met Messi zou intrigerend zijn vanwege diens terughoudendheid en invloed op beslissingen binnen teams; verder juicht hij het opkomen van vrouwelijke stemmen in de voetbaljournalistiek toe en heeft hij belangstelling voor verhalen van talenten die het niet maakten, zoals Tonnie Blanker — mensen die het systeem vaak beter doorzien dan de sterren.

Kortom, Kuper gebruikt tienerherinneringen, carrièremomenten en sportanalyse om te vertellen hoe hij boeken bouwt en waarom voetbal, via WK’s en clubs, een bruikbaar venster biedt op globalisering, macht en cultuur. Zijn nieuwe boek belooft die combinatie van persoonlijke reis, journalistieke diepgang en sport als wereldbeeld samen te brengen.