Zal Trumps arbeidersachterban zich tegen hem keren?
In dit artikel:
Donald Trump gebruikt begrotingsbeleid om sociale vangnetten af te breken en tegelijkertijd de rijken te bevoordelen, maar houdt zijn achterban vast door twee krachtige illusies aan te bieden: snelle rijkdom via crypto en AI, en een herwonnen Amerika dat de rest van de wereld financieel laat meebetalen.
De achtergrond: de moderne Republikeinse politiek heeft decennialang het beeld van kleinere overheid gevoed, maar in de praktijk combineerden presidenten van Nixon tot Bush belastingverlagingen voor de rijken met hoge militaire uitgaven, wat de tekorten opdreef. Die bezuinigingsretoriek viel vooral op de arbeidersklasse terug: sociale diensten werden gekort terwijl federale leningen en subsidies de welgestelden bevoordeelden. Trump vormt de logische voortzetting van die traditie, maar voegt nieuwe elementen toe die hem onderscheiden van eerdere Republikeinse leiders.
Na de financiële crash van 2008 verschoof de Amerikaanse arbeidsmarkt: vaste, goedbetaalde banen verdwenen of maakten plaats voor onzekere, laagbetaalde functies — de zogeheten precariaat of “onaanraakbaren”. Waar eerdere Republikeinen hun electorale coalities vooral vonden bij arbeiders met behoud van stabiele banen, wist Trump steun te winnen van deze onaanraakbaren door in te spelen op hun ontgoocheling. Zijn retoriek over een “gebroken” Amerika en de schuld van elitaire instellingen ving die boosheid op, terwijl Democratische leiders — van Clinton via Obama tot Biden — door hun nauwe banden met Wall Street ontheemd leken van deze groep.
Trumps begrotingsvoorstellen, samengevat in wat critici noemen zijn “One Big Beautiful Bill”, zijn volgens de analyse een direct instrument van klassenpolitiek: openlijk tekorten opjagen als middel om sociale zekerheid en Medicaid af te bouwen, terwijl belastingvoordelen en subsidies de rijken belonen. Dat maakt zijn aanpak het scherpste instrument van klassenstrijd sinds Reagan en Thatcher: niet louter retoriek over kleinere staat, maar een systeematische herschikking van middelen naar boven.
Toch blijft zijn electorale basis grotendeels loyaal door twee verweven beloften. Ten eerste presenteert Trump crypto en AI als de nieuwe gouden kans: een route naar rijkdom buiten gewone loonarbeid om. Deze technologiehype creëert hoop bij delen van zijn aanhang dat door ondernemende of speculatieve winsten het verlies aan sociale zekerheid gecompenseerd kan worden — een gevaarlijke herhaling van het ‘iets-voor-niets’-denken dat eerder tot de subprime-hypotheekcrisis leidde. Ten tweede voedt Trump een geopolitiek droombeeld van een hersteld, dominant Amerika dat andere landen economisch voor zich laat betalen. Een recent voorbeeld is een handelsakkoord met de Europese Unie waarin de EU toezegt tegen 2029 zo’n 600 miljard dollar in de VS te investeren; volgens minister van Financiën Scott Bessent kun je dat “inderdaad zo omschrijven: andere landen verschaffen ons in feite een staatsinvesteringsfonds.”
Die combinatie van technologische beloften en internationale kapitaalstromen kan voldoende zijn om de woede van verraden arbeiders te dempen. De auteur van het stuk hoopt dat arbeiders uiteindelijk in verzet komen tegen een president die hun voorzieningen afneemt, maar vreest dat de dubbele illusie van crypto-winst en een door anderen gefinancierd Amerika die opstand kan voorkomen. Als Trumps politiek uiteindelijk uiteenvalt of als praktijken als privatisering van geldmiddelen aan het licht komen, blijft de vraag wie de opgekropte woede zal plukken — en of die woede een nieuw populistisch verhaal zal helpen opbloeien.
Kortom: Trumps beleid is zowel continuering als radicalisering van republikeinse klassenpolitiek: het systematisch verschuiven van middelen naar de rijken, verpakt in technologische en patriottische beloften die veel van zijn basis voorlopig tevreden houden.