Wisselpolder wekt weerstand: Zeeland vreest herhaling van Hedwigeontpoldering
In dit artikel:
Zeeland reageert terughoudend op een nieuw toekomstscenario van wetenschappers en waterbouwkundigen voor Nederland om zich te wapenen tegen een zeespiegelstijging van 2 tot 5 meter. Begin deze maand kreeg BBB-gedeputeerde Arno Vael kritiek van enkele partijen in Provinciale Staten omdat hij positief stond tegenover een proef met een natuurvriendelijke kustversterking — een zogenaamde wisselpolder — in Zuid-Beveland. Afgelopen week zorgde de bredere publicatie van het scenario opnieuw voor fronsende wenkbrauwen bij regionale politici en waterschapsbestuurders.
Het voorgestelde plan combineert het behoud van duinen op de koppen van de Zeeuwse eilanden met het herstel van getijdenwerking in afgesloten zeearmen. Door de getijden terug te geven kan opslibbing nieuwe schorren vormen die het achterland beschermen. Cruciaal en omstreden is dat die schorvorming deels plaatsvindt achter de huidige zeedijken: er zou enkele honderden meters achter de bestaande doorgestoken dijken een nieuwe, veilige dijk komen, waarna het stuk land ertussen kan opslibben en geleidelijk als een 'meegroeiende' wisselpolder functioneert.
Veel Zeeuwen verzetten zich tegen het idee om land opnieuw aan de zee prijs te geven. Politici wijzen op de nog vers in het geheugen liggende ontpoldering van de Hertogin Hedwigepolder en het project Waterdunen, dat volgens tegenstanders kostbare landbouwgrond heeft gekost. SGP-fractievoorzitter Joan van Burg spreekt van wantrouwen tegen 'top-down' beslissingen en pleit voor meer inspraak en alternatieven zoals een tweede buitendijkse zeewering.
Kustecoloog Jim van Belzen (NIOZ), zelf Zeeuw, benadrukt dat er wél gesprekken plaatsvinden en dat veel inwoners begrip kunnen opbrengen als de aanpak goed wordt uitgelegd. Hij wijst op de historische rol van opslibbing in Zeeland en waarschuwt dat passiviteit ook pijnlijke gevolgen heeft: bij nietsdoen dreigt verzilting van landbouwgrond. Het natuurvriendelijke scenario vereist naar schatting circa 20.000 hectare in de zuidwestelijke delta — ongeveer 11% van het Zeeuwse landbouwareaal — en is één van vier denkrichtingen die de komende jaren verder worden onderzocht. De discussie draait om een klassieke afweging tussen landgebruik, waterveiligheid en natuurherstel, en om het vertrouwen tussen regionale belangen en landelijke plannen.