Wilders sust PVV-ruzie én hint op nieuwe gedoogrol voor zijn partij in minderheidskabinet

In dit artikel:

Bij de campagneaftrap van de PVV in Venlo reageerde partijleider Geert Wilders kalm op een zeldzame, openlijke ruzie tussen twee prominente PVV’ers: Kamervoorzitter Martin Bosma en Gidi Markuszower. De onderlinge botsing draait om de zogenoemde zaak-Arib; Bosma verwijt Markuszower dat hij niet opdook bij een door Bosma aangevraagd debat en beschuldigt hem ervan informatie te hebben achtergehouden. Wilders bagatelliseert het incident: beiden staan hoog op de kieslijst (Markuszower op plek 5, Bosma op 6) en volgens hem lost dat zich vanzelf op, bemiddeling is niet nodig.

Tijdens de volle campagnebijeenkomst in zijn geboortestad riep Wilders de verkiezingen uit tot “de laatste kans”. Hij pleit voor een asielstop, sluiting van azc’s en het terugdraaien van de spreidingswet, en riep lokale politiek op plannen voor opvang in Venlo te blokkeren. Hoewel meeregeren zijn voorkeur heeft, erkent Wilders dat brede coalitievormen straks moeilijk zijn omdat meerdere partijen — inclusief VVD, D66, CDA en GL-PvdA — nu samenwerking met de PVV uitsluiten. Als alternatief noemt hij openlijk de mogelijkheid dat de PVV na de verkiezingen een minderheidskabinet ondersteunt vanuit de oppositie (gedoogsteun), zoals tussen 2010 en 2012 gebeurde, ook al wees hij zo’n constructie eerder af.

Wilders benadrukte dat hij de strijd als lijsttrekker nog lang wil voortzetten; hij grapte dat hij wellicht tot zijn tachtigste doorgaat.