Wilders heeft gelijk, ook ik herken me niet meer in mijn eigen land
In dit artikel:
Op 20 september ontstond in Den Haag bij een anti‑immigratieprotest een uit de hand gelopen rel waarbij relschoppers de Hitlergroet brachten, met NSB‑vlaggen zwaaiden, politie en politici intimideerden en vernielingen pleegden bij onder meer een D66‑kantoor en het Binnenhof. De auteur stelt dat zulke openlijk nazistische en xenofobe uitingen niet uit het niets zijn gekomen, maar wortelen in een politiek klimaat waarin migranten door sommige politici al jarenlang als zondebok worden aangewezen.
Historisch plaatst het stuk die ontwikkeling terug tot de jaren tachtig (Hans Janmaat en de Centrumdemocraten) en benoemt twee eerdere momenten waarop extreemrechts een plek in het bestuur kreeg: het meeregeren van de LPF in Balkenende I (2002–2003) en het gedoogschap van de PVV tijdens Rutte I (2010–2012). Beide episodes lieten volgens de auteur zien dat extreemrechts ongeschikt is voor stabiel bestuur, wat in 2017 leidde tot het standpunt van Mark Rutte dat met de PVV niet te besturen valt. Die historische cordon sanitaire had lange tijd een normerende werking: extreemrechts moest buiten het machtscentrum blijven.
De omslag kwam vanaf 2023, toen partijen rechts van het midden steeds meer ruimte gaven aan de PVV en aanverwante frames accepteerden. De VVD liet blijken open te staan voor samenwerking met de PVV tijdens de verkiezingen van 2023; die keuze droeg volgens de auteur bij aan de electorale opmars van Geert Wilders. Vervolgens kozen VVD, NSC en BBB ervoor de PVV invloed te geven binnen het kabinet, en namen zij veel van het xenofobe discours over. Dat normaliserende politieke signaal werkt maatschappelijk door: als extreemrechts in hoofdlijnen wordt getolereerd of zelfs gesteund door gevestigde partijen, durven aanhangers eerder hun gewelddadige en intimiderende boodschappen op straat te brengen.
De schrijver benadrukt wel dat de directe verantwoordelijkheid voor de rellen bij de relschoppers zelf ligt, maar hekelt het lauwe politieke reageren in de dagen erna. VVD‑vicepremier en minister van Financiën Eelco Heinen waarschuwde meteen tegen te snel politiseren; minister van Justitie en Veiligheid Foort van Oosten wilde aanvankelijk ook niet ingaan op motieven van de daders, ondanks advies van de NCTV om duidelijk te normeren. Pas na vier dagen benoemde het kabinet het gedrag expliciet als extreemrechts, nazistisch en antisemitisch. Die aarzeling wekt volgens de auteur de indruk dat een substantieel deel van het politiek spectrum terugschrikt voor stevige veroordeling, waardoor extremisten worden aangemoedigd.
De conclusie is een oproep aan politiek en bestuur om krachtig te normeren, xenofobe frames te verwerpen en niet mee te gaan in het verhaal dat migranten de oorzaak zijn van alle problemen. Alleen door extreemrechts niet te normaliseren kan het land volgens de schrijver herstellen. Als in Nederland opgegroeide migrant sluit hij af met een persoonlijke affirmatie: hij blijft trots op het land en gelooft dat Nederland sterker is dan de symbolen van haat die op straat verschenen.