Wettige zelfverdediging of inschattingsfout? Zes jaar na dood Pieter Aerts start proces tegen betrokken agenten
In dit artikel:
Zes jaar na de fatale politieactie in Antwerpen gaat het proces van start tegen de vier agenten die op 9 juli 2019 de 35‑jarige Pieter Aerts doodschootten. Aerts woonde alleen op de Plantin en Moretuslei en kampte al langer met psychoses; zijn ouders hadden de politie gebeld omdat ze hem enkele dagen niet hadden gehoord. Toen de agenten bij zijn appartement arriveerden weigerde hij open te doen en werd de conciërge gehaald om de deur te openen.
De politie verklaart dat Aerts de conciërge aanviel met een mes of iets dat daarop leek, waarna de agenten uit wettige zelfverdediging geweld gebruikten. De familie betwist dit beeld: er werd nooit een mes teruggevonden en volgens forensisch onderzoek zijn er acht schoten gelost — meer dan de agenten hadden toegegeven. Ook bestaat het vermoeden dat er door de deur is geschoten en dat minstens één kogel van bovenaf werd afgevuurd toen Aerts al op de grond lag. De ouders zeggen dat hij een sleutel in zijn hand had, niet een wapen.
Het parket vroeg aanvankelijk in januari 2022 buitenvervolgingstelling, maar nadat de familie aanvullend onderzoek eiste besloot de raadkamer in februari dat de vier agenten toch voor de rechtbank moeten verschijnen. Zij worden vervolgd voor slagen en verwondingen met de dood tot gevolg zonder opzet te doden. De Liga voor Mensenrechten is als burgerlijke partij toegetreden; het Openbaar Ministerie handhaaft de zelfverdedigingsstelling. De rechter moet nu vaststellen of er daadwerkelijk sprake was van zelfverdediging of van een verkeerde inschatting door de politie. Een datum voor uitspraak is nog niet bekend.