Welke ruimte biedt de wet scholen om religieuze opvattingen uit te dragen?
In dit artikel:
Nieuwsuur bracht recent het burgerschapsonderwijs op reformatorische en islamitische scholen onder de loep, en suggereerde dat dat onderwijs mogelijk in strijd is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Die waarden — vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit — zijn vastgelegd in de burgerschapswet uit 2021 (initiatief van toenmalig minister Arie Slob). Scholen moeten leerlingen leren over vrijheid van meningsuiting en autonomie, het afwijzen van discriminatie en het bevorderen van verdraagzaamheid en verantwoordelijkheidsgevoel.
De onderwijsinspectie benadrukt dat scholen veel speelruimte hebben: burgerschap kan worden ingevuld vanuit de levensbeschouwelijke missie van de school en mag religieuze of orthodoxe standpunten over bijvoorbeeld samenwonen of homoseksualiteit uitdragen. Wel moeten leerlingen ook alternatieve opvattingen aangereikt krijgen en geïnformeerd worden over wat de wet voorschrijft. Volgens inspecteur-generaal Alida Oppers mogen scholen hun visie uitdragen, mits ze ook leren omgaan met tegenstrijdige ideeën.
Deskundigen in de Nieuwsuur-items oordeelden echter dat sommige religieuze opvattingen niet te rijmen zijn met democratische waarden en presenteerden hun interpretatie als de enige juiste lezing. Dat riep kritiek op: een democratie bevat juist ruimte voor meerdere levensbeschouwingen, en de uitzending zou volgens critici te weinig aandacht hebben voor de grondwettelijke bescherming van minderheden.
Het ministerie van Onderwijs wijst op vrijheid van godsdienst en erkent dat bepaalde religieuze opvattingen — zoals verschil tussen man en vrouw — beschermd zijn. Tegelijk waarschuwt het dat lesmethoden die leiden tot onverdraagzaamheid of discriminatie tegenwicht moeten krijgen. De inspectie meldde na de uitzending dat ze bij enkele voorbeelden vragen en potentiële risico’s ziet, maar dat ze pas kan oordelen als de context volledig bekend is.
Afgelopen april concludeerde de inspectie dat meer dan de helft van alle basisscholen en middelbare scholen burgerschapsonderwijs niet voldoende op orde heeft; dat probleem speelt breed, niet alleen bij bijzondere religieuze scholen. Lopende politieke discussies over uitbreiding van toezicht naar informeel onderwijs (zoals koranscholen, zondagsscholen en catechese) vergroten de urgentie: meerdere partijen willen ingrijpen bij vermoedens van haat of discriminatie. Zelfs privé-instellingen blijven onder de wettelijke kwaliteitseisen vallen; toezicht op thuisonderwijs ontbreekt nog. De kernvraag blijft hoe de overheid handelt wanneer fundamentele vrijheden met elkaar botsen, en hoe scholen hun religieuze identiteit kunnen combineren met de opdracht om democratische basiswaarden te onderwijzen.