Weinig zetels voor minderheden en vrouwen na indirecte Syrische verkiezingen
In dit artikel:
Bij de eerste parlementsverkiezingen in Syrië sinds de val van dictator Assad hebben vrouwen en minderheden nauwelijks zetels verworven, blijkt uit de voorlopige uitkomst van de indirecte verkiezingen. Ongeveer 6.000 leden van regionale kiescommissies kozen rond tweederde van het nieuwe parlement; president Sharaa zal de overige leden (tot 210) later aanwijzen.
Van de 119 gekozen kandidaten zijn er slechts zes vrouwen. Tien zetels gingen naar religieuze en etnische minderheden, waaronder Koerden en christenen; alawieten — de groep van de verdreven president Assad — kregen twee zetels. In 21 kieskringen werden geen stemmen uitgebracht omdat de regering de verkiezingen daar uitstelde; dat betreft voornamelijk Koerdische gebieden in het noorden en noordoosten en de provincie Sweida, waar de Druzen invloed hebben.
De hogere kiescommissie, een elfkoppig orgaan benoemd via een presidentieel decreet, erkende dat de vertegenwoordiging van vrouwen en christenen teleurstellend is. Woordvoerder Nawar Najma noemde de beperkte vrouwenvertegenwoordiging en de geringe christelijke vertegenwoordiging "belangrijkste tekortkomingen" van het proces. De commissie rekent erop dat Sharaa de scheefheid kan rechttrekken met zijn benoemingen, maar veel Syriërs vrezen juist door die machtconcentratie voor de toekomst van het land.
Correspondent Daisy Mohr rapporteerde uit Damascus dat Sharaa eerder zei dat het mogelijk nog vier jaar duurt voordat er algemene, landelijke verkiezingen kunnen plaatsvinden. De autoriteiten geven als redenen de lopende burgeroorlog en het ontbreken van betrouwbare bevolkingsgegevens: onder Assad vielen naar schatting honderdduizenden doden en gingen miljoenen mensen op de vlucht, wat legitieme registratie en vrije, brede deelname bemoeilijkt.