We krijgen op 29 oktober een stembiljet met 27 partijen, maar zonder ultrarechts en zonder communisten. Dus hoezo 'toenemende polarisatie'?
In dit artikel:
De Kiesraad maakte vrijdag bekend dat 27 partijen meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober — één meer dan bij de stembusgang in 2023. Tot de deelnemers behoren zes nieuwkomers (Vrede voor Dieren, de Fryske Nasjonale Partij/FNP, de Linie, Vrij Verbond, Ellect en de Partij voor de Rechtstaat) en een reeks bekende kleintjes die opnieuw een gooi doen, zoals de Piratenpartij, de Libertaire Partij en pogingen tot terugkeer van 50PLUS en BIJ1.
Opvallend aan de kandidatenlijst zijn niet alleen de veelkleurigheid en het grote aantal kleine partijen, maar ook wat er ontbreekt. Er is geen partij die expliciet de katholieke achterban vertegenwoordigt, ondanks dat ruim 3,5 miljoen Nederlanders als katholiek staan ingeschreven. Historisch namen katholieken een prominente plaats in de Nederlandse politiek in — de KVP behaalde in de jaren zeventig nog grote successen en ging later op in het CDA — maar tegenwoordig is het CDA steeds minder duidelijk als “roomse” optie te karakteriseren. Met Henri Bontenbal als lijsttrekker krijgt het CDA volgens het artikel een duidelijk gereformeerde inslag, terwijl protestants georiënteerde partijen als SGP en ChristenUnie wel op het stemformulier staan. Ook Denk wordt in de praktijk vooral geassocieerd met kiezers van moslimachtergrond.
Verder springt het ontbreken van partijen op die de AIVD-label “rechts-extremistisch” zouden krijgen in het oog. De tekst blikt terug op de geschiedenis van de Nederlandse Volks-Unie (NVU), ooit de bekendste extreemrechtse groepering, die in de jaren zeventig en tachtig korte ogenblikken van aandacht kende maar sindsdien slechts lokaal actief is en nauwelijks succes heeft (bijvoorbeeld in Arnhem in 2022 slechts 189 stemmen).
Ook de communistische beweging is op nationaal niveau afwezig. De CPN verdween in 1986 en deels op in GroenLinks; opvolgers zoals de Nieuwe Communistische Partij van Nederland (NCPN) leven wel voort maar ontbreken bij de landelijke kiesstrijd en oogsten doorgaans zeer weinig stemmen wanneer ze wel meededen. De partijkrant Manifest pleit openlijk voor acties buiten de stembus en het opbouwen van vakbond- en buurtorganisaties als alternatief voor parlementair beloop, maar organisatorisch en financieel lijkt de NCPN te zwak om grootschalige landelijke deelname te dragen.
Een lokaal tegenwicht vormt Rinze Visser, 86, de enige nog zittende NCPN-raadslid, die na meer dan 55 jaar gemeentepolitiek in De Fryske Marren op 10 september een gemeentelijke erepenning ontving — een voorbeeld dat kleine partijen lokaal wél langdurige invloed kunnen hebben.