'We hebben ons gek laten maken.' Al snel na de komst van asielzoekers naar Katwoude verstomde daar het protest
In dit artikel:
Het Van der Valk-hotel in Katwoude — een lintje huizen langs een grindpad, op een steenworp van Volendam — werd in het najaar van 2023 tijdelijk ingericht als noodopvang voor asielzoekers omdat Ter Apel overvol zat. Ruim 160 mensen kwamen in een dorp van zo’n 300 inwoners te zitten, wat meteen leidde tot felle onrust, angst en protesten in de directe omgeving en in het nabije Volendam.
De gemeenteraad van Waterland en burgemeester Marian van der Weele besloten mee te werken aan de opvang om landelijke druk te verlichten. Bij de aankondiging liep een informatiebijeenkomst al snel uit op een gespannen avond vol wantrouwen en vooroordelen. Bewoners vreesden overlast en criminaliteit; sommigen brachten camerabewaking en alarmsystemen aan, en leverden daarmee een piek in de vraag naar beveiligingsproducten op in Volendam. Op sociale media werden oproepen tot boycots en verharding van meningen zichtbaar.
De eerste dagen versterkten incidenten de emotie: een Eritrese bewoner werd fotografisch gevolgd na een fietstocht en ten onrechte beschuldigd van diefstal; er was daadwerkelijk een fietsdiefstal in de buurt en enkele bewoners van de opvang stapten zonder te betalen in bussen. Het COA reageerde streng en liet vier bewoners overplaatsen. Kort daarop werden twee Volendamse jongeren gefilmd terwijl ze asielzoekers met een balletjespistool beschoten; die actie leidde tot landelijke ophef maar ook tot bemiddeling door de burgemeester en uiteindelijk kleinschalige bijeenkomsten en een voetbaltoernooi tussen jongeren uit de opvang en Volendamse leeftijdsgenoten.
Het daglicht bracht nuance: hoewel veel buurtbewoners ervaarden dat er “iets gebeurde”, tonen politiecijfers geen stijging van fietsendiefstal na de komst van de opvang — de diefstallen bleven gelijk of namen zelfs iets af. Veel geruchten in buurtapps en mond-op-mondverhalen bleken overtrokken of gebaseerd op verkeerde informatie, zoals een vals persalarm dat een vermeende steekpartij oppikte terwijl het om een val uit een raam ging. Tegelijkertijd deden vrijwilligers en lokale inwoners zich van hun beste kant zien: bewoners zamelden via crowdfunding geld in voor winterjassen en sneakers, richtten een provisorisch winkeltje in het hotel in en bouwden persoonlijke contacten op met bewoners van de opvang.
COA-locatiemanager Majelle Slenters en burgemeester Van der Weele beschrijven een veelvoorkomend patroon: vooraf veel angst en protest, gevolgd door afkoeling zodra de opvang operationeel is en mensen elkaar leren kennen. Naarmate de weken verstreken namen klachten en bijeenkomsten af; het COA organiseert nog steeds omwonendenoverleggen om de dialoog gaande te houden. Voor bewoners die tot vrezen geneigd zijn, werkt tijd en persoonlijke ontmoeting vaak het best: een Syrische bewoner die twee jaar in de opvang verbleef zegt op straat gewoon gegroet te worden en weinig negatiefs te ervaren.
Sommigen houden echter vast aan verontrusting. Enkelen voerden juridische stappen, en sommige raadsleden vonden het lastig dat de opvang langer bleef dan aanvankelijk gezegd — de burgemeester had bij de start gesproken over twaalf maanden, maar beleidsveranderingen en een landelijke spreidingsopgave leidden tot verlenging. Het COA waarschuwt dat het openings- en sluitingsbeleid van tijdelijke noodlocaties zelf onrust veroorzaakt: telkens als een plek opent ontstaat maatschappelijke weerstand, en bij sluiting verliezen vrijwilligers, kinderen en net opgebouwde structuren hun continuïteit.
Onderzoek ondersteunt gedeeltelijk de lokale ervaring: studies van universiteiten tonen dat structurele overlast door opvanglocaties doorgaans beperkt is en dat omwonenden gemiddeld niet negatiever oordelen dan anderen. Toch speelt in het publieke debat een scheiding: problemen in aanmeldcentra als Ter Apel — waar vooral jonge mannen uit door het ministerie als ‘veilig’ bestempelde landen verblijven en die vaak weinig kans op toestemming hebben — worden door het publiek als representatief gezien voor alle opvanglocaties, wat wantrouwen opvoedt.
In Katwoude leidde die mix van verhalen en emoties tot uiteenlopende reacties: mensen als Minou Soesan raakten actief betrokken, haalden geld op, hielpen als vrijwilliger en raakten bevriend met sommige bewoners; anderen kozen voor extra beveiliging of bleven kritisch. Twee jaar na de onrust halen veel buurtbewoners de schouders op en merken dat het dagelijkse leven nauwelijks beïnvloed is gebleven — sommige camera’s staan vaker uit dan aan, fietsen zijn niet massaal verdwenen, en de meeste bewoners zeggen dat de opvang “duizend keer meegevallen” is.
De opvangovereenkomst loopt in april af en zal waarschijnlijk niet verlengd worden in dezelfde vorm. Dat roept bij het COA zorgen op: opgebouwde netwerken en schoolcontacten vallen weg en bij heropening elders begint het patroon van protest en gewenning opnieuw. De Katwoude-ervaring illustreert hoe lokaal bestuur, communicatie en persoonlijke ontmoeting cruciaal zijn om angsten te verminderen, maar ook hoe gevoelig tijdelijke noodopvang is voor nationale politiek, mediaberichten en sociale media — factoren die beslissingen en lokale verhoudingen langdurig kunnen beïnvloeden.