Wat leren we nog over lepelaars?
In dit artikel:
De lepelaar, ooit bijna verdwenen als broedvogel in Nederland, ziet zijn populatie en aantal broedkolonies groeien, met nesten variƫrend van rietmoerassen en kwelders tot zelfs drukke stadsparken en kunstmatige dammen. Onderzoek, geleid door onder anderen Vogelbescherming-ambassadeur Camilla Dreef en diverse onderzoekers, blijft essentieel om de vogelpopulatie te monitoren en effectieve beschermingsmaatregelen te ontwikkelen. Vrijwilligers van de Werkgroep Lepelaar brengen jaarlijks unieke pootringen aan, waarmee via aflezingen in binnen- en buitenland belangrijke demografische gegevens worden verzameld. Zo werd vastgesteld dat ongeveer de helft van de Nederlandse lepelaars in Europa overwintert, de andere helft in West-Afrika, waarbij Afrikaanse overwinteraars een lagere overlevingskans hebben.
Naast ringen worden lepelaars in de Waddenzee en het IJsselmeergebied ook gevolgd met GPS-zenders die elke 10-15 minuten de locatie bepalen. Hierdoor wordt het foerageergedrag nauwkeurig in beeld gebracht: vrouwtjes foerageren vaker maar korter en vooral in zoute gebieden zoals het wad, terwijl mannen langere afstanden afleggen en meer zoetwatergebieden bezoeken, zoals het Lauwersmeer. Na het broedseizoen verzamelen zij zich in de Oostelijke Waddenzee, waar ze ruien en zich voorbereiden op de trek naar het zuiden.
Onderzoekers bestuderen verder waarom lepelaars uit verschillende kolonies uiteenlopende leefgebieden gebruiken en zijn dankzij bewegingssensoren in de zenders in staat om het gedrag, zoals slikbewegingen tijdens het foerageren, te analyseren. Ook is duidelijk geworden dat jongen nog enkele maanden na het uitvliegen door hun ouders worden gevoed, maar niet mee migreren; vermoedelijk leren ze migratieroutes van andere ervaren vogels.
De studie van lepelaars is niet alleen gedreven door biologische nieuwsgierigheid, maar ondersteunt direct het beschermingsbeleid. Dit blijkt onder meer uit het inzicht dat lepelaars profiteren van een gevarieerd landschap met aanbod van verschillende foerageergebieden, zoals nieuwe natuurgebieden rond Lelystad en Marker Wadden. De voortdurende uitbreiding van onderzoeksmethoden, gecombineerd met de inzet van vrijwilligers, zorgt ervoor dat het komende decennium men nog meer zal ontdekken over het leven en de bescherming van deze karakteristieke en veelzijdige vogelsoort.