Wat kunnen politici, in tijden van polarisatie, leren van de allereerste minister van Onderwijs?

maandag, 20 oktober 2025 (17:52) - Reformatorisch Dagblad

In dit artikel:

In Den Haag staat het ministerie van Onderwijs — de hoge witte toren bij het Centraal Station, in de volksmond de “skischans” — tegenwoordig vol ambtenaren en inspecteurs. Dat contrast met begin twintigste eeuw is groot: waar het ministerie ooit een kleine afdeling binnen Binnenlandse Zaken was, ontstond er in 1918 een zelfstandig departement met J. Th. (Jan) de Visser als eerste minister. Zijn periode viel samen met de nasleep van de Pacificatie van 1917, toen bijzonder en openbaar onderwijs onderling gelijk werden gesteld en die regeling later in artikel 23 van de Grondwet verankerd werd: fundamentele bescherming van de vrijheid van onderwijs en gelijke financiering.

De Visser zelf was hervormd-theoloog en CHU-politicus, afkomstig uit de kerken en maatschappelijke organisaties die de invloed van hun geloof wilden verstevigen. Als minister en parlementariër zocht hij geen dominantie van één levensbeschouwing, maar een politiek van tolerantie en overleg. Zijn stijl wordt gekarakteriseerd als hoffelijkheid: het niet maximaliseren van conflicten, ruimte laten voor verschil en het faciliteren van vreedzaam samenleven. In een toespraak bij koningin Wilhelmina’s jubileum in 1923 formuleerde hij die gedachte van “eenheid in verscheidenheid” als wezenlijk voor de Nederlandse identiteit.

Historicus Jan de Bruijn heeft deze lente met een beknopte biografie van De Visser die figuur weer onder de aandacht gebracht; uitgeverij Groen en initiatiefnemer Jan Hol (bij gelegenheid van het 70-jarig bestaan van de CHE) speelden daarbij een rol. De publicatie ziet De Visser als een van de architecten van het bestel dat particuliere en openbare scholen naast elkaar plaatst en beschermt, inclusief vormen van onderwijs die buiten de gangbare leerplichtpraktijken vielen.

Dat erfgoed krijgt momenteel nieuw gewicht: de actuele discussie over “democratische waarden” — onder meer aangekaart in programma’s als Nieuwsuur — leidt tot voorstellen om de vrijheid van onderwijs te beperken en scholen aan een aanvaardbaarheidsmeting te onderwerpen. Volgens het commentaar in dit artikel zou zo’n nadruk op één moderne levensbeschouwing, opgelegd door de staat, haaks staan op het pacificerende model van De Visser. Waar vroegere politici soms fel van mening verschilden, zo betoogt de auteur, konden staatslieden als De Visser tegenstellingen overbruggen zonder uniformering af te dwingen.

Kortom: de levensloop en het gedachtegoed van Jan de Visser worden voorgesteld als actueel voorbeeld in tijden van polarisatie — een pleidooi voor het vrijhouden van onderwijspluraliteit en voor politieke omgangsvormen die verschillen niet willen uitwissen maar mogelijk maken.