Wat is de sleutel tot geluk? Train je innerlijke olifant, zegt bestsellerschrijver Jonathan Haidt
In dit artikel:
Jonathan Haidt, een Amerikaanse psycholoog, zoekt in De gelukshypothese (oorspronkelijk 2006; nu voor het eerst in het Nederlands) naar een overkoepelende verklaring voor menselijk geluk door oude wijsheidstradities te toetsen aan moderne psychologie. Zijn belangstelling voor Plato, Boeddha, Jezus en de stoïcijnen koppelt hij aan inzichten uit de positieve psychologie — waarin floreren en deugd centraal staan in plaats van alleen klachten en stoornissen. De vertaling verschijnt nu mede omdat Haidt de afgelopen jaren opnieuw veel aandacht kreeg, onder meer door zijn bestseller Generatie angststoornis (2024) en zijn pleidooi voor minder smartphones bij jeugd.
Kern van Haidts betoog is dat geluk voortkomt uit een evenwicht tussen onze twee kanten: het bewuste, talige zelf (de berijder) en het onbewuste, intuïtieve deel (de olifant). Die metafoor illustreert hoe rationeel nadenken vaak wordt overvleugeld door automatische gevoelens en oordelen. Veel van onze mentale problemen — pessimisme, angst, negatieve gedachten — vloeien voort uit die evolutionair ingestelde overlevingsreacties. Daarom zijn oude praktijken zoals meditatie en hedendaagse methoden als cognitieve gedragstherapie en medicatie nuttige wegen om de geest te beïnvloeden, al vindt de auteur sommige moderne toepassingen (zoals zijn vrij positieve kijk op Prozac) soms een tikje eenzijdig.
Haidt benadrukt daarnaast dat volledig nastreven van genot, status of materiële rijkdom doorgaans een doodlopende weg is. Hij accepteert dat er een genetisch basisniveau van welzijn bestaat, maar laat ook zien dat omstandigheden en gedrag invloed hebben: lawaai vermijden, werk zoeken dat ‘flow’ oproept en sociale verbondenheid versterken kunnen iemands geluksgevoel merkbaar verhogen.
Een belangrijk deel van het boek behandelt sociaal moreel functioneren. Haidt, zelf een atheïstische liberaal, pleit ervoor dat mensen toch behoefte hebben aan iets ‘verhevens’ — dat kan religie zijn, natuur of kunst — en dat een gezonde samenleving zowel cohesie en morele kaders (traditionele waarden) als gelijkheid en vrijheid (liberale waarden) nodig heeft. Die gemengde opvatting plaatst hem in een praktisch middenpensioen: hij wil elementen van conservatisme en progressiviteit combineren om floreren mogelijk te maken — vandaar de vergelijking met een Nederlandse middenfiguur als Henri Bontenbal in de tekst.
Praktisch advies in het boek draait om empathie en bescheidenheid: probeer de denkwereld van tegenstanders te begrijpen, vermijd de mythe van puur kwaad en erken je eigen beperkingen en hypocrisie — een houding die niet per se direct gelukkiger maakt, maar wel wijzer. Haidts werk is daarmee een poging tot een ‘grand theory’ van geluk die eeuwenoude lessen en moderne wetenschap verbindt.