Wat is de 'centenindex' en wat betekent dat voor jouw loon, pensioen of uitkering?
In dit artikel:
De federale regering voert een tijdelijke beperking in op de automatische indexering van lonen, pensioenen en uitkeringen: de zogenaamde 'centenindex'. Die maatregel geldt maximaal twee keer tijdens deze legislatuur — in 2026 en in 2028 — en stelt een plafond op het deel van het inkomen dat geïndexeerd wordt. Voor brutomaandlonen geldt een limiet van 4.000 euro; voor pensioenen en uitkeringen 2.000 euro. Wie onder die drempels valt, krijgt de gebruikelijke volledige indexering. Wie erboven zit, ziet de indexering alleen toegepast op het inkomen tot aan het plafond.
Praktisch betekent dat dat de stijging in euro’s vastligt: bij 2% inflatie levert de index bovenop een bruto loon maximaal 80 euro extra (2% van 4.000), of 40 euro op een uitkering/pensioen (2% van 2.000), ook als het totale loon veel hoger is. De maatregel treft naar schatting ongeveer de helft van alle werknemers: het mediaanloon in België lag in 2022 op 3.728 euro bruto, het gemiddelde op 4.078 euro. Voor pensioenen zal vooral het hogere, gemiddeld boven de 3.000 euro liggende pensioen van vastbenoemde ambtenaren geraakt worden; in de privésector blijft het gemiddelde pensioen doorgaans onder 2.000 euro.
Timing is belangrijk: economen verwachten in 2026 zeker één indexering, maar omdat de nieuwe regels pas later door het parlement kunnen gaan, zou de centenindex mogelijk pas bij een latere indexering dat jaar van toepassing zijn. De lonen van ministers en parlementsleden worden sowieso de rest van de legislatuur niet geïndexeerd.
Het begrotingseffect is relatief beperkt: de regering rekent op ongeveer 800 miljoen euro besparing uit de centenindex, van een totale pakketbesparing van 9,2 miljard euro. Beleidsmatig wordt de maatregel gepresenteerd als een manier om een btw-verhoging te compenseren en zo te vermijden dat hogere loonstijgingen een nieuwe inflatieaanjager worden. Sommige economen benadrukken dat het een sociaal gerichte afweging is: beperkingen treffen vooral hogere inkomens die minder aan consumptie besteden.
Vakbonden reageren fel: ACV, ABVV en ACLVB noemen de ingreep onevenwichtig en sociaal onaanvaardbaar, waarschuwen dat werkenden en mensen met ziektekost meer zullen betalen en zien het als een doorbraak van de automatische indexering waarvoor zij een rode lijn houden. Economen daarentegen zien het vooral als een beperkte, doelgerichte maatregel om de prijsstijgingsdynamiek te temperen en vinden het beleid maatschappelijk plausibel omdat het hogere inkomens relatief meer treft.