Was dit WK in Rwanda niet te extreem? 'Twee rondes minder was ook prima geweest'
In dit artikel:
Tadej Pogacar kroonde zich in Kigali opnieuw tot wereldkampioen, maar het grootste nieuws rond het WK in Rwanda is niet zozeer de winnaar als wel de extreem zware wedstrijddag. De 276,5 km lange koers op ongeveer 1.500 meter hoogte werd een uitputtingsslag: van de 165 gestarte renners bereikten slechts dertig de finish. Bauke Mollema was de enige Nederlander die erin slaagde en arriveerde als 21e, uitgeput en bezig calorieën aan te vullen na naar eigen zeggen zo’n “heel extreme” dag — mogelijk de zwaarste koers uit zijn twee decennia lange loopbaan.
De uitslag illustreert de dominantie van Pogacar en de schaal van de uitval: Toms Skujins op plek vijf finishte bijna zeven minuten achter, Tom Pidcock tiende ruim negen minuten later. Veel favorieten en sterke renners, zoals Wout Poels en Thymen Arensman, moesten opgeven; Poels noemde het parcours op voorhand al te extreem en Arensman raakte op de Kigali Golf “volledig in de krampen”. Ook maag- en spijsverteringsproblemen speelden bij meerdere renners door voeding en omstandigheden.
Het eerste WK op Afrikaans bodem leverde dus spektakel in termen van lijdtijd, maar weinig spannende strijd om de titel. Bondscoach Koos Moerenhout nuanceert: zulke zware parcoursvormen kunnen, maar niet jaarlijks, en benadrukt dat de openingsuren van deze koers juist tot het moderne, aanvallende wielrennen behoren. Volgende WK’s (Montreal, later Haute-Savoie) beloven opnieuw veel klimwerk, waardoor niet-klimmers het opnieuw moeilijk zullen krijgen.