Waarom worden Deense koeien ziek van Nederlands klimaatpoeder?
In dit artikel:
Denemarken maakte dit jaar voor vrijwel alle reguliere melkveebedrijven met meer dan 50 koeien het voeradditief Bovaer praktisch verplicht als onderdeel van een ambitieus landbouwklimaatplan. Bovaer, ontwikkeld door het Nederlandse DSM‑Firmenich en gebaseerd op de werkzame stof 3‑NOP, remt methaanproductie in de pens en kan de uitstoot per koe met ongeveer 25% verlagen. Wereldwijd gebruiken inmiddels vele tienduizenden koeien het middel; ongeveer een half miljoen dieren krijgen het, met bijna 20% in Nederland.
Na invoering meldden honderden Deense melkveehouders in korte tijd gezondheidsproblemen bij hun veestapel: koeien met verminderde eetlust, diarree, koorts, uierontstekingen, soms zelfs dieren die niet meer konden opstaan en moesten worden afgemaakt. Boeren zoals Wesley van Ruitenbeek en Rianne Blom uiten openlijke woede en stelden direct een verband met het poeder vast; ruim 400 klachten zijn bij de Deense overheid binnengekomen. Onder druk schortte Kopenhagen de verplichting tijdelijk op voor bedrijven met zieke koeien en startte een onderzoek. Ook in Noorwegen leidde de onrust tot een voorlopige stop bij het grootste zuivelbedrijf.
De meldingen zijn opmerkelijk omdat jarenlang onderzoek en toelatingstrajecten geen dergelijke gezondheidseffecten hebben laten zien. Bovaer is in meer dan zeventig landen goedgekeurd, en honderden wetenschappelijke studies, inclusief hoge doseringen tijdens testen, rapporteerden geen medische klachten. Onderzoekers van Wageningen, zoals Jan Dijkstra, vinden de Deense ervaringen lastig te verklaren en wijzen erop dat psychologische factoren en weerstand tegen een verplichte maatregel kunnen meespelen: als mensen sceptisch zijn en het middel wordt opgedrongen, ontstaan er sneller negatieve waarnemingen die zichzelf versterken. Ook seizoenwisselingen in rantsoen (overgang naar wintervoer) of verkeerde invoering van het additief kunnen klachten veroorzaken.
DSM‑Firmenich weerlegt dat Bovaer de oorzaak is en suggereert een andere route: sommige boeren bouwen de dosering geleidelijk op in plaats van meteen de volledige hoeveelheid te mengen; die lagere startdoseering kan ertoe leiden dat koeien tijdelijk minder van andere belangrijke nutriënten in hun rantsoen binnenkrijgen en daardoor vatbaarder worden voor ziekte. FrieslandCampina, dat veel leden heeft die het middel gebruiken, meldt geen vergelijkbare problemen onder zijn Nederlandse bedrijven en benadrukt dat deelname in Nederland vrijwillig is. Het zuivelconcern rekent Bovaer tot één van de pijlers om zijn broeikasdoel (‑30% in 2030 ten opzichte van 2020) te halen, maar zegt dat boeren zelf mogen kiezen hoe ze emissies terugdringen.
De discussie raakt ook bredere, ethische en systeemvragen. De Deense Dierenbescherming verzet zich tegen de verplichting en wil eerst uitgebreid onderzoek naar dierenwelzijn (de Universiteit van Aarhus start een driejarig onderzoek). Zij pleit voor maatregelen die dierenwelzijn en natuur verbeteren, zoals minder dieren met meer ruimte en weidegang, in plaats van primair technische ingrepen aan de biologie van koeien. Critici en sommige boeren zien verplichte invoering als kortetermijnpolitiek die het vertrouwen ondermijnt en vinden beloning en vrijwillige deelname effectiever om draagvlak te creëren.
Politiek loopt de zaak door: er komt een hoorzitting met ministers en vragen zijn gesteld in het Europees Parlement. De Deense onrust kan beperkt blijven tot een tijdelijk vertrouwenstekort of zich verder verspreiden en het imago van het middel schaden. Voorstanders hopen dat vrijwillige uitbreiding in combinatie met goede voorlichting en correcte toepassing de acceptatie herstelt; tegenstanders blijven bezorgd over dierenwelzijn en pleiten voor systeemverandering boven plichtmatige technische fixes.