Waarom trekken buitenlandse topmanagers naar Nederland? Het Nederlandse investeringsklimaat is toch zo slecht?

dinsdag, 30 september 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Als het over arbeidsmigratie gaat, denkt het publiek meestal aan laagbetaald werk in distributiecentra, slachthuizen en de schimmige uitzendbranche. Dit stuk richt de blik op een andere categorie: buitenlandse topmanagers die recent steeds vaker de leiding krijgen bij grote Nederlandse ondernemingen. Namen en voorbeelden: Jesper Højer (Jumbo), Marguerite Bérard (ABN Amro), Christophe Fouquet (ASML) en Nancy McKinstry (Wolters Kluwer). Kort door de bocht telt Nederland momenteel zeker twaalf buitenlandse bestuurders in de hoogste rangen van beursgenoteerde en grote bedrijven.

De paradox is groot: terwijl bedrijven klagen over een slecht investeringsklimaat en er signalen zijn dat ondernemingen overwegen te vertrekken (Michiel Muller van Picnic, het vertrek van sommige industriële investeringen in de Rotterdamse haven, en daadwerkelijke verhuizingen zoals bij Bird), weten buitenlandse topmensen Nederland wel te vinden. Het artikel onderzoekt waarom.

Belangrijke verklaringen:
- Geld en fiscale regelingen: buitenlandse managers profiteren van fiscale voordelen voor werknemers met speciale kennis (de bekende expatregeling), en topbanen bieden lucratieve beloningen — soms miljoenen per jaar, zoals bij Wolters Kluwer. Toch zijn Nederlandse beloningsniveaus internationaal geen recordhouder; de echte topbedragen zitten vaak in VS en VK.
- Schaarste aan binnenlands talent: het verdwijnen van multinationals als Shell en Unilever uit Nederland heeft een traditioneel kweekbed voor topmanagement verzwakt. Ook het krimpen van grote spelers in sommige sectoren beperkt de stroom van interne opvolgers.
- Marktstructuur en concurrentieverhoudingen: in veel sectoren domineren enkele giganten (bijv. twee supermarkten, drie grote banken), waardoor bedrijven huiverig zijn om prominente managers bij concurrenten “weg te kopen”. Een externe benoeming kan bovendien worden gelezen als bewijs dat een organisatie intern geen geschikte opvolging heeft.
- Gebrekkige opvolgingspraktijk: ondanks talloze managementopleidingen slagen veel bedrijven er niet in tijdig interne kandidaten klaar te stomen voor de topfunctie.
- Cultuur van bestuurders: raden van commissarissen willen steeds vaker daadkrachtige, aandeelhoudersgerichte leiders in plaats van de traditionele polderstijl. Commissarissen zelf zijn steeds vaker internationaal, wat buitenlandse kandidaten in de hand werkt.

De komst van buitenlandse topmanagers wijst volgens de schrijver zowel op noden als kansen: zij brengen soms broodnodige externe ervaring en realiteitszin. Tegelijkertijd onderstreept hun aanwezigheid structurele zwaktes in het Nederlandse bedrijfsleven — concentratie, afnemende multinationale worteling en gebrek aan interne opvolging. De conclusie is dat Nederland politiek en economisch meer ambitie moet tonen om niet alleen buitenlandse managers aan te trekken, maar ook als vestigings- en investeringsland aantrekkelijker te worden voor bedrijven.