Waarom schaam ik me voor iets dat een ander doet? - Theodor Holman
In dit artikel:
De columnist uit zijn plaatsvervangende schaamte over de publieke uitlatingen van acteur en presentator Nasrdin Dchar, die koning Willem-Alexander ervan beschuldigde medeplichtig te zijn aan de genocide in Gaza. Deze beschuldiging in een brief aan de vorst wordt afgedaan als kinderachtig en intellectueel onbeholpen, omdat de koning in een constitutionele monarchie geen directe invloed heeft op buitenlandse beleidsbeslissingen. De schrijver vergelijkt Dchars politieke engagement met ‘opiniekitsch’, een fenomeen dat vaak bij acteurs voorkomt, en noemt ook andere bekenden zoals Carice van Houten en Frank Lammers en hekelt hun oppervlakkige politieke uitingen. Daarnaast bekritiseert hij de aansluiting van Lammers bij een denktank van Klaas Dijkhoff die hij intellectueel incompetent noemt. Volgens hem getuigt Dchars brief vooral van gebrek aan maatschappelijk inzicht en een onrealistisch vertrouwen in de rol van de koning, wat de ernst van zijn kritiek ondermijnt. De columnist benadrukt dat Dchars engagement oppervlakkig en theatrale pose is, zonder wezenlijke inhoud, wat hem tot een bron van plaatsvervangende schaamte maakt.