Waarom moet de NAVO zo nodig dodelijker worden?

dinsdag, 16 september 2025 (21:54) - Joop

In dit artikel:

Op de NAVO-top in Den Haag (24–25 juni 2025) verklaarde Mark Rutte in zijn slotwoord dat de alliantie “meer dodelijk” is geworden nadat de bondgenoten hebben afgesproken hun defensie-uitgaven op te voeren (richting 5% van het bbp). Die formulering—voorzien van controverse over de vertaling in Nederlandse media—dient volgens de auteurs Pieter Smit en Anne-Ruth Wertheim als aanleiding voor ernstige bezorgdheid: ze lezen er signalen in van een verschuiving richting een agressievere, mogelijk ongebonden krijgscultuur die het internationale oorlogsrecht en fundamentele mensenrechten onder druk zet.

De schrijvers verbinden Ruttes uitspraak aan invloedrijke Amerikaanse beleidsmakers, met name nieuw aangetreden minister van Defensie Pete Hegseth. Hegseth, enthousiast over een “meedogenloos, overweldigend dodelijke” krijgsmacht volgens zijn eerdere publicaties en uitspraken, pleitte al eerder voor het terugbrengen van een hardere oorlogsethiek in het Amerikaanse leger en voor minder aandacht voor diversiteit en mensenrechten. In beleidsdocumenten van Hegseth en in zijn eerste opdrachten aan generaals komen aanwijzingen voor het verminderen van beperkingen en het terugschroeven van mensenrechtenadviseurs naar voren. Dat roept volgens de auteurs de vraag op of NAVO-operaties straks dezelfde normen zullen hanteren of dat de VS binnen de alliantie druk uitoefent om regels te versoepelen.

Belangrijke zorgpunten die de tekst opsomt:
- Afname van respect voor het oorlogsrecht: als de VS haar interne regels en mensenrechtenmechanismen vermindert, ontstaat een spanningsveld met Artikel 1 van het NAVO-verdrag en de gezamenlijke Rules of Engagement die burgerslachtoffers moeten beperken.
- Praktische gevolgen bij gezamenlijke operaties: als Amerikaanse inlichtingen partijen aanwijzen zonder consequenties voor precieze burger-risico-inschattingen, draagt dat risico op fouten en meer burgerslachtoffers in zich.
- Voorbeelden en aanwijzingen: recente acties (zoals blijvende goedkeuring voor Israëlische aanvallen met veel burgerdoden en Amerikaanse incidenten) wijzen volgens de auteurs op een veranderend moreel kompas.

De auteurs plaatsen de huidige ontwikkelingen in een bredere historische en psychologische context. Ze halen het begrip “thanatische zinnelijkheid” (uit het werk van Willem Nagel/J.B. Charles) aan: de lust of voldoening bij het doden die volgens Nagel onlosmakelijk met fascistische mentaliteit verbonden is. Historische voorbeelden van ontkoppeling tussen dader en slachtoffer—van bombardementen in de twintigste eeuw tot moderne droneoorlogvoering—hebben eerder desensitisering en psychische problemen bij uitvoerders veroorzaakt. Nieuwe technologieën veranderen dit opnieuw: drones en door AI ondersteunde wapenplatforms maken het mogelijk om slachtoffers tot in detail te volgen en tegelijk beslissingen te delegeren aan algoritmes, wat enerzijds morele afstand creëert maar anderzijds voyeuristische betrokkenheid kan vergroten.

AI speelt in het betoog een dubbele rol: het kan besluitvorming uitbesteden en zo individuele militairen ontlasten van directe dodelijke beslissingen, maar het kan ook leiden tot onnauwkeurigheid of systemische keuzes die grootschalige vernieling rechtvaardigen (bijvoorbeeld het inschakelen van volledige gebouwen op basis van onnauwkeurige coördinaten). Daarnaast noemen de auteurs dat het delegeren van verantwoordelijkheid naar lagere rangen—of het juist ontoereikend blijven van commandostructuren—kan zorgen voor zowel meer individuele gewetensnood als collectieve ontkoppeling van verantwoordelijkheid.

De schrijvers waarschuwen dat er ook een culturele kant is: er zou een beleidsmatige wens bestaan om het doden opnieuw te normaliseren en te verheerlijken, onder het mom van “masculine” oorlogsvoering en heldendom. Daarvoor zouden nieuwe trainingsmethoden en psychologische technieken kunnen worden ingezet, gericht op het afzwakken van schuldgevoelens en het cultiveren van dodelijk efficïentiebewustzijn bij militairen. Volgens Smit en Wertheim zou een dergelijke herwaardering van het doden—gezien historische analyses van Nagel over de wortels van fascisme en sadisme—kunnen passen in een gevaarlijke politieke ontwikkeling die neigt naar neofascistische trekken.

Kort samengevat: de combinatie van Ruttes uitspraak over een “meer dodelijke NAVO”, de invloed van een harde Amerikaanse defensieleiding, het terugdringen van mensenrechtenmechanismen, de opkomst van AI-geassisteerde dodelijke middelen en een culturele verschuiving richting het verheerlijken van doden, wekt bij de auteurs het beeld van een potentieel fundamentele koerswijziging. Zij roepen op tot waakzaamheid: zonder tegenwicht en zorgvuldige handhaving van het oorlogsrecht en verantwoordelijkheid binnen de keten, vrezen zij dat deze ontwikkeling niet alleen meer burgerslachtoffers betekent, maar ook ideologische verschuivingen met ernstige politieke en morele consequenties.