Waarom ik me gelukkig prijs dat ik in een tijd leef waarin Ian McEwan boeken schrijft
In dit artikel:
Ian McEwans Wat we kunnen weten is een hybride roman die tegelijk klimaathorror, toekomstvisie, liefdesverhaal, avonturenboek en misdaadroman is — kortom meerdere genres in één. Het verhaal speelt in 2119, een Verenigd Koninkrijk dat door menselijke schade en stijgend water in eilandjes uiteenvalt. Vanuit die toekomst bekijkt de auteur onze tijd met schrijnende humor en kritiek.
De hoofdpersoon is Tom Metcalfe, een literatuurwetenschapper aan een fictieve universiteit, gefascineerd door een verloren gewaande sonnettenkring die dichter Blundy in 2014 één keer voordroeg op het verjaardagsfeest van zijn vrouw Vivien. Tom en zijn geliefde Rose starten een onderzoek naar die vermiste gedichten; de vrienden die destijds rond de dis zaten vormen de reisgenoten in hun speurtocht. McEwan laat zien hoe moeilijk het is om jongeren van de 22ste eeuw te interesseren voor cultuur uit een tijdperk dat grotendeels verwoest is — een bron van bittere, soms zwarte humor.
Het boek is een tweeluik. Het eerste deel vereist geduld: rustige, uitvoerige literatuuranalyses en veel personage-introducties maken het lezen soms zwaar. In het tweede deel krijgt het werk echter meer vaart en diepgang wanneer Vivien aan het woord komt. Daar komen de uiteenlopende verhaallijnen samen en ontvouwt zich een intens, menselijk verhaal waarin thema’s als liefde, bedrog, moederschap, moord, macht, ouderdom en alzheimer aan bod komen. Voor wie volhoudt, levert dat een sterke emotionele payoff op.
McEwan — inmiddels 77 en auteur van het in 2023 veelbesproken Lessons — bevestigt met dit boek zijn status als een schrijver die actuele zorgen van nu (klimaat, ethiek, geheugen) scherp kan projecteren naar de toekomst. Wat we kunnen weten is in het Nederlands verschenen bij De Harmonie, vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema.