Waarom Groenlander best met Trump in zee wil gaan en van de Denen af wil

woensdag, 3 september 2025 (20:07) - Reformatorisch Dagblad

In dit artikel:

Pele Broberg, parlementslid en leider van de sociaalliberale middenpartij Naleraq, reageert fel op de mediadruk rond berichten dat de Verenigde Staten onder Trump Groenland zouden willen “overnemen”. Naleraq verdubbelde bij de verkiezingen in maart zijn zetelaantal van vier naar acht en werd daarmee de tweede partij van het land. Broberg benadrukt dat de vermeende Amerikaanse ambitie niet zozeer een bedreiging voor Groenland is, maar vooral een signaal aan Denemarken, dat volgens hem nog steeds de facto macht over het eiland uitoefent.

Broberg ontkent dat Naleraq pro-Amerikaans is of Groenland aan de VS wil verkopen. De partij eist twee concrete zaken: een handelsakkoord en een beschermingsverdrag met de VS. Volgens hem zorgen dergelijke voorstellen er niet voor dat Groenlanders Amerikaans staatsburger zouden worden; het gaat om veiligheid en economische onafhankelijkheid. Broberg zegt meerdere bezoeken aan de Verenigde Staten te hebben gebracht zonder ooit het gevoel te hebben gehad dat de VS Groenland willen “kopen” of gewelddadig willen domineren. Hij wijst erop dat Amerikaanse militaire aanwezigheid ook een beschermende werking heeft: een aanval op Groenland zou volgens hem ook Amerikaanse troepen treffen.

Tegelijk wijst Broberg op het politiek opportunisme van andere partijen. Hij noemt voorbeelden van Groenlandse politici en partijen die tijdens de campagne juist de Amerikanen opzochten — van een “Trump 2024”-T-shirt bij een lokale politicus tot brieven en publiciteit op Fox News — en stelt dat juist die partijen Amerikaanse toenadering zochten. Naleraq zou daarentegen geen banden hebben gezocht en staat solidair achter volledige onafhankelijkheid van Denemarken.

Het streven naar onafhankelijkheid is de kern van Naleraqs politiek. Broberg hekelt het Deense narratief dat beweert dat Groenland economisch niet zelfstandig zou kunnen bestaan en haalt internationale vergelijkingen aan: het eiland Tuvalu werd met veel minder inwoners onafhankelijk, IJsland heeft geen leger en Catalonië krijgt vergelijkbare tegenargumenten vanuit Spanje. Hij wijst op Resolutie 1514 van de Verenigde Naties en de zelfbestuursstatus die Groenland in 2009 kreeg; volgens Broberg staan in de eigen wetten (artikelen 12 en 21 van de zelfbestuurswet) mogelijkheden voor onafhankelijkheidsbesluiten zonder Deense toestemming.

Economische argumenten gebruikt hij om de onafhankelijkheidsclaim te onderbouwen: hij beweert dat het bbp per hoofd in Groenland hoger zou zijn dan dat van Frankrijk en dat de werkloosheid lager is dan in Denemarken. Broberg benadrukt bovendien dat Groenland al handelsrelaties heeft met landen als China, Oekraïne en fabrikanten in meerdere regio’s, en dat de Deense monopoliepositie op handelsrelaties groei belemmert. Over sociale stigma’s zoals vermeend wijdverbreid kindermisbruik zegt hij dat incidenten veel zichtbaarder zijn door de kleine bevolkingsomvang en dat systematisch misbruik in Groenland geen vergelijkbare schaal zou hebben als in Europa.

Broberg waarschuwt dat Denemarken probeert onafhankelijkheidsstreven te frustreren door te dreigen met bezuinigingen op onderwijs en medische steun. Hij blijft echter onvermurwbaar: Naleraq ruilt zijn streven naar volledige onafhankelijkheid niet in voor een premierschap. Broberg verwacht dat zijn partij bij volgende verkiezingen nog verder zal groeien en ziet onafhankelijkheid niet als eindpunt maar als begin van een nieuw politiek en economisch traject voor Groenland.