Waarom geloof in Bijbel hoogleraar TU Delft meer waard is dan wetenschappelijke theorie

maandag, 10 november 2025 (17:38) - Reformatorisch Dagblad

In dit artikel:

Kees Vuik (66), hoogleraar numerieke analyse aan de TU Delft, combineert een internationale wetenschappelijke carrière met een uitgesproken christelijk levensstandpunt. Hij won vele onderscheidingen, maar noemt de Leermeesterprijs die hij in 2022 aan de TU Delft kreeg de mooiste erkenning omdat die van studenten kwam en zijn rol in hun opleiding bevestigt.

Vuik speelde een belangrijke rol bij de komst van een eigen High Performance Computer (HPC) bij de TU Delft (projecten rond 2021–2022). De machine telt zo’n 10.000 processors, wordt door ongeveer 3.000 gebruikers benut en is voor veel toepassingen 85 procent volgeboekt; voor goede planning houdt men systematisch rond 80 procent capaciteit aan. In Nederland is Delft de enige universiteit met een eigen supercomputer; voor de hele sector bestaat ook een grotere faciliteit in Amsterdam, maar die is voor beginnende rekenprojecten vaak te groot en logistisch minder geschikt. De Delftse HPC maakt het mogelijk dat studenten en onderzoekers experimenteel kunnen leren werken met grootschalige berekeningen en dat kleinere en middelgrote projecten snel en efficiënt beginnen.

Centrale boodschap van Vuik is dat rekenkracht alleen zinvol is in combinatie met goede algoritmen: zonder efficiënte numerieke methoden benut je een supercomputer nauwelijks. Zijn vak richt zich op het ontwerpen van zulke algoritmen en op technieken die slim en snel rekenwerk mogelijk maken (bijvoorbeeld grotendeels berekenen in lagere precisie en het resultaat vervolgens naar hoge nauwkeurigheid brengen). Toepassingen zijn onder meer weersvoorspellingen, aardbevingsmodellering, gezondheidszorg en de energietransitie. Een concreet voorbeeld: in samenwerking met netbeheerder Alliander leverde zijn groep methoden om congestie ook op wijkniveau in distributienetten te voorspellen; dat leidde tot andere prioriteiten voor netverzwaring dan wanneer alleen de gebruikelijke hoogspanningsberekeningen waren gevolgd.

Vuik is lid van de Gereformeerde Gemeenten en bespreekt openlijk hoe zijn geloof zijn werkhouding en privéleven beïnvloedt. Hij hanteert duidelijke grenzen rondom de zondagsrust (hij spreekt niet op zondag) en probeert in gedrag en uitnodigingen (zoals maaltijden met bijbeltekst en gebed) een voorbeeld te geven. Dat leidde ook tot persoonlijke ontmoetingen met studenten die door die omgang spiritueel werden geraakt.

Op het snijvlak van geloof en wetenschap neemt Vuik een gescheiden maar reflectieve positie in. Wiskunde en natuurwetenschap leveren volgens hem krachtige inzichten—denk aan concepten als het oneindige of Gödel’s onvolledigheidsstellingen—maar ze hebben grenzen, zeker wanneer men extreem extrapoleert naar perioden van miljoenen of miljarden jaren. Vuik zegt zelf te geloven in een zesdaagse schepping zoals in de Bijbel, maar erkent dat hij dat niet volledig begrijpt en houdt creationisme en natuurwetenschap gescheiden; creationisme beschouwt hij niet als wetenschap. Zijn advies aan jongeren uit reformatorische kring is helder: kies wiskunde — het vak biedt logische helderheid en kan geloofsvragen niet alleen verdringen maar ook verdiepen.