Waarom draaien alle planeten dezelfde kant op? De proef met de bureaustoel geeft een idee
In dit artikel:
Een korte proef op de werkvloer illustreert het antwoord op de vraag van lezer Rob Apon: ga op een bureaustoel zitten en laat iemand je een draai geven; zonder hulpmiddelen kun je die draairichting niet omkeren. Dat beeld staat model voor de zonnenevel-hypothese van Pierre‑Simon Laplace: het zonnestelsel ontstond uit een enorme, langzaam ronddraaiende gaswolk (de zonnenevel) die door zwaartekracht indekte en een heet centraal deel (de proto‑zon) en een ronddraaiende schijf eromheen (de protoplanetaire schijf) vormde.
Door het samenklonteren van massa naar het centrum nam de rotatiesnelheid toe (conservatie van impulsmoment). In die schijf ontstonden ringen waarbinnen materie samenvloeide tot eerst de gasreuzen en later de binnenste rotsplaneten. Omdat al dat materiaal uit één draaiende schijf kwam, behouden planeten, kometen en de schijf zelf grotendeels dezelfde draairichting rond de zon. Dat verklaart ook waarom de planeten ongeveer in één vlak bewegen, de ecliptica.
Er zijn uitzonderingen: Mercurius wijkt ongeveer 7 graden af van de ecliptica en de baan van dwergplaneet Pluto scheef 17,1 graden. Wat de rotatie om de eigen as betreft draaien de meeste planeten dezelfde kant op als hun baan, maar Venus doet dit anders — zijn as ligt praktisch ondersteboven (scheefstand ~177,4 graden). Die afwijking wordt vaak toegeschreven aan een grote botsing in de kinderjaren van het zonnestelsel. Kortom: het gedeelde ontstaan uit een één draaiende wolk en het behoud van impulsmoment verklaren waarom de planeten grotendeels in dezelfde richting rond de zon draaien; grote botsingen en latere dynamische gebeurtenissen geven de meeste uitzonderingen.