Waarom de één tijdens Lowlands op de camping kampeert en de ander in een hotel slaapt

vrijdag, 15 augustus 2025 (17:17) - Het Parool

In dit artikel:

Justus Boesschen Hospers (24) en Stefan Raatgever (44) schrijven samen voor Het Parool over de aanstaande editie van Lowlands; Hospers kiest bewust voor kamperen, Raatgever slaapt voor de negentiende keer in een hotel. Raatgever legt uit waarom hij consequent de camping mijdt: waar anderen het kamperen zien als integraal onderdeel van de festivalbeleving, ervaart hij de festivalcamping als een “fabriek van ongemak” waarin nachtrust en basale hygiëne systematisch worden weggevreten.

Hij illustreert dat aan de hand van eigen herinneringen en een anekdote van een collega die na één nacht vol lawaai, dronkenschap en openbare seksuele escapades beloofde nooit meer op de camping te slapen. Raatgever verwijst ook naar een jaar met noodweer waarbij delen van het terrein onder water kwamen te staan, tenten half ondergedompeld waren en overal blubber lag — beelden die het romantische beeld van samen kamperen snel ontkrachten. Voor hem wegen die fysieke nadelen en het gebrek aan slaap zwaarder dan het vermeende saamhorigheidsgevoel van de camping.

Praktische overwegingen spelen mee: voor jongeren en wie weinig te besteden heeft is kamperen financieel logisch — een manier om hoge ticketprijzen te compenseren. Maar voor wie ouder is (rond de 35 en ouder) en meer van de muziek wil genieten, pleit Raatgever voor voldoende rust en een fatsoenlijk bed: een frisse, uitgeruste bezoeker haalt meer uit een festivaldag. Hij erkent dat het cliché “slapen doe je maar thuis” niet voor iedereen geldt, maar vindt dat je door verstandig te slapen betere concerten en productiviteit (voor journalisten die tussendoor willen schrijven) tegemoetkomt. Bovendien is het veiliger om niet midden in de nacht vermoeid de weg op te gaan.

Tegelijkertijd plaatst hij de festivalcamping in historisch perspectief: terug naar Woodstock 1969, waar honderdduizenden mensen met tentjes samenkwamen en een soort alternatieve, gedeelde samenleving vormden. Die geest — muziek toegankelijk maken en tijdelijk collectief ontsnappen aan de dagelijkse sleur — leeft nog steeds in de campingcultuur, ook al zijn hedendaagse festivals commercieel en duurder geworden. Camping biedt goedkope omgangsvormen, nieuwe sociale contacten en een specifieke, vaak gezellige sfeer die mensen bindt.

Raatgever doet niet alsof de camping alleen maar nadelen heeft. Hij geeft toe dat samen in de modder bivakkeren vriendschappen kan smeden en dat moderne kampeertechniek veel ongemak kan wegnemen: betere tenten, isolerende lagen, comfortabele luchtbedden en oordoppen helpen de ervaring draaglijker te maken. Ook wijst hij op praktische pluspunten: je bent dichter bij het terrein en hoeft na een lange nacht niet terug te rijden, wat zowel comfort als veiligheid kan vergroten. En ja: soms, bij het vroege rijstaan om een goede plek te veroveren, twijfelt ook hij aan zijn eigen voorkeur — maar zodra hij ontspannen onder een partytent zit, voelt hij zich weer koning van camping 3.

Financieel benadrukt hij dat glamping een optie is voor mensen met meer geld, maar dat dat ook iets van de oorspronkelijke openbare, egalitaire festivalgedachte ondermijnt. Samenvattend kiest Raatgever consequent voor hotels omdat ze betere slaap en hygiëne garanderen en daarmee naar zijn oordeel de festivalervaring verbeteren; hij erkent echter tegelijk de charme en sociale waarde van festivalcampings en de technische hulpmiddelen die ze comfortabeler kunnen maken.