Waarom 70% van het minimumloon geen leven is
In dit artikel:
De schrijver schetst een droomachtige stad waarin middeleeuwse vernedering samenvalt met moderne efficiëntiedenken: bovenin glanzende glazen torens zitten bestuurders die spreken over doelmatigheid, beneden op het plein krijgen mensen geen brood maar formulieren en gunsten. Centraal staat zijn dochter, die door lichamelijke en psychische beperkingen niet kan werken. Zij leeft van 70% van het minimumloon en moet voortdurend bewijzen dat ze écht niet kan voldoen aan wat de arbeidsmarkt eist — een publieke vernedering zonder uitzicht op een leefbaar bestaan.
Hoge huren, ontoegankelijk openbaar vervoer en moeizame toegang tot zorg maken haar situatie nijpend; voorzieningen voelen als privileges waarvoor je moet smeken. Tegelijk mist de stad de cruciale schakel van wederzijdse zorg: in plaats van dat buren elkaar dragen, leeft iedereen opgesloten in eigen weerbaarheid en bureaucratie. Dat isolement voedt de angst dat alleen beleid en stadhouders het probleem zouden oplossen.
De auteur wijst erop dat recente discussies — waaronder een NRC-stuk en reacties van Rutger Bregman over basisinkomen — aantonen dat geld alleen niet volstaat. De oplossing zoekt hij dichter bij huis: meer solidariteit en herverdeling van zorg in buurten, gratis openbaar vervoer, betaalbare huizen en toegankelijke zorg, gezien als grondrechten in plaats van gunsten. In plaats van paleizen en marktpleinen vol vernedering pleit hij voor het herontwerp van de stad, met minder hiërarchie en meer plekken waar mensen samen in waardigheid kunnen leven.