Waar is die 'linkse elite' dan? U komt haar niet tegen als u de hond uitlaat
In dit artikel:
Op 1 september 2020 hield PVV’er Martin Bosma in de Tweede Kamer een halfuur durend betoog dat een kernbeeld vat van de huidige cultuurstrijd: de echte macht zou niet bij gekozen politici liggen maar bij een hoogopgeleide, ‘linkse’ elite in media, rechterlijke macht, ambtenarij, universiteiten en cultuursector. Zijn uitspraak circuleerde veel en symboliseert hoe het idee van een linkse elite de afgelopen dertig jaar is verankerd in Nederlandse politiek en media — niet alleen bij radicaalrechts, maar ook in bredere publieke debatten.
Het artikel plaatst die ideevorming in historisch perspectief. Belangrijk is dat de aanklacht tegen een linkse elite geen terugkeer is naar de jaren zeventig, toen links wél sterke instituties bezette, maar juist ontstaat in de jaren negentig. De economische verschuiving naar een diensteneconomie, de ontmanteling van traditionele arbeidersbanen en het politieke midden van de Paarse kabinetten maakten ruimte voor een nieuwe culturele breuklijn: laagopgeleide, behoudende kiezers tegenover hoogopgeleide, kosmopolitische groepen. Politieke actoren van rechts maakten van die culturele tegenstelling een wapen waarmee ze centrum-links konden verzwakken.
Onderzoekers als Joris Veerbeek en Coen van de Ven tonen aan dat in de afgelopen drie decennia ‘links’ steeds vaker werd omschreven als elitair, kosmopolitisch en moralistisch. Bekende commentatoren en politici herhaalden dat frame: van Ronald Plasterk tot Telegraaf-columnisten, en later in strengere vorm door Wilders en Bosma. De PVV-overwinning van 2023 en bezuinigingen onder kabinet-Schoof op ambtenarij, universiteiten en publieke omroep illustreren concrete politieke gevolgen van het narratief dat instituties door een linkse elite worden beheerst.
De auteur traceert intellectuele en transnationale wortels van de cultuurstrijd: Pat Buchanan en de Amerikaanse ‘culture wars’, David Brooks’ term latte liberals, en de Nederlandse vertaling daarvan door opiniemakers als Hendrik Jan Schoo. Schoo populariseerde in de jaren negentig het beeld van een ‘nieuwe klasse’ van progressieve hoogopgeleiden die de ‘bewustzijnsindustrie’ beheersen. Dat frame werd in Nederland verder verspreid door polemici als Pim Fortuyn en later door Bosma, die het idee mengde met begrippen als ‘cultuurmarxisme’.
Tegelijkertijd nuanceert het stuk het stereotype: er bestaat inderdaad een culturele/intellectuele elite die veel invloed heeft in onderwijs, media en cultuur — een constatering die econoom Thomas Piketty en socioloog Pierre Bourdieu ook maken — maar hun politieke macht is vaak minder verregaand en anders van aard dan rechtse cultuurstrijders beweren. Economische elites (bedrijven, grootvermogenbezitters) blijven in veel opzichten dominanter, maar worden in het cultuurstrijddiscours vaak weggepoetst of ‘geculturaliseerd’ (voorbeeld: het WEF in Davos wordt afgeschilderd als een links bolwerk). Dat maakt dat echte oorzaken van problemen — globalisering, marktkrachten, bedrijfsbelangen — vaak niet als zodanig worden besproken, maar aan culturele motieven worden toegeschreven.
De analyse laat ook zien hoe immigratie en integratie als ‘wig-issues’ zijn ingezet om kiezers te winnen en linkse partijen te splijten: waar sociaaleconomische belangen vroeger centraal stonden, kwamen culturele thema’s als nationale identiteit en islam centraal te staan. Die strategie leidde ertoe dat partijen als de PvdA in de publieke verbeelding steeds meer met multiculturalisme werden geassocieerd, wat hun traditionele arbeidersachterban vervreemdden.
Tot slot formuleert de auteur een politieke boodschap: als links wil terugvechten tegen het narratief van de linkse elite, moet het de sociaaleconomische breuklijn en de machtsvragen rond kapitaal, lobby’s en vermogensongelijkheid weer centraal stellen. Alleen door de taal van de cultuurstrijd te doorbreken en kritiek te richten op economische macht — grote bedrijven, vastgoedbezitters, vervuilende industrieën en superrijken — kan het debat verschuiven van culturele framing naar structurele oorzaken en oplossingen. De cultuurstrijd heeft drie decennia zitten rijpen; het doorbreken ervan vergt een vergelijkbare inspanning van tegenkracht.