VVD woedend op PVV'er die slavernij relativeert: 'Bizar'
In dit artikel:
In een debat in de Tweede Kamer over het slavernijverleden zorgde PVV-Kamerlid Peter van Haasen voor controverse met zijn uitspraak dat de trans-Atlantische slavernij Nederland niet bewust was overkomen, maar eerder uit economische omstandigheden voortkwam. Hij haalde aan dat de West-Indische Compagnie bij haar oprichting in 1621 geen slavenhandel wilde bedrijven, maar vanwege financiële problemen vanaf 1635 alsnog betrokken raakte bij de slavenhandel. Daarnaast stelde Van Haasen dat ook Afrikaanse stammen en Arabieren zelf actief waren in het verkopen van mensen, wat hij gebruikte om het Nederlandse aandeel in de slavernij te nuanceren. Deze opmerkingen stuitten op felle kritiek van onder andere VVD-Kamerlid Eric van der Burg, die het bagatelliseren van het slavernijverleden scherp veroordeelde en benadrukte dat zulke beweringen ongepast zijn, vooral uit de mond van een witte Nederlander. Het debat stond verder ook in het teken van voorstellen om 1 juli, Keti Koti, voortaan als nationale feestdag te erkennen ter herdenking van de afschaffing van de slavernij, een initiatief dat vooral door linkse partijen werd gesteund. Het kabinet volgt momenteel op welke wijze vervolg kan worden gegeven aan de vorig jaar aangeboden officiële excuses voor het slavernijverleden.