Vrouwelijke rolmodellen zijn hard nodig bij de exacte vakken, zegt deze hoogleraar

dinsdag, 10 juni 2025 (17:28) - Dagblad van het Noorden

In dit artikel:

Petra Rudolf, natuurkundige met Duits-Italiaanse achtergrond, heeft zich al ruim twintig jaar ingezet voor meer diversiteit en vooral meer vrouwen in de exacte wetenschappen in Nederland. Opgegroeid in het Italië van de jaren 70, ervoer zij aanvankelijk geen genderongelijkheid zoals zij die later in de Verenigde Staten en Nederland tegenkwam. Toen zij in 2003 als eerste vrouwelijke hoogleraar experimentele fysica aan de Rijksuniversiteit Groningen begon, waren er in Nederland slechts drie vrouwelijke hoogleraren natuurkunde. Inmiddels heeft zij het stokje overgedragen aan een faculteit Science & Engineering met 27 vrouwelijke hoogleraren, wat volgens haar de academische sfeer aanzienlijk heeft verbeterd.

Rudolf benadrukt dat rolmodellen cruciaal zijn: "You cannot dream what you cannot see." In Nederland krijgen meisjes vaak te horen dat exacte studies moeilijk zijn, terwijl in Italië natuurkunde kiezen als meisje juist wordt gewaardeerd. Daar kiezen veel vrouwen voor een baan in het onderwijs, wat meisjes laat zien dat zo’n carrière pad haalbaar is. Om meer vrouwen betrokken te krijgen, moet er actief en doelbewust worden gewerkt aan diversiteit. Zo vraagt haar faculteit sollicitatiecommissies bewust te zijn van diversiteit en worden talentvolle vrouwen persoonlijk aangesproken en gestimuleerd om te solliciteren. Met programma’s zoals het Rosalind Franklin fellowship, waarmee vrouwelijke promovendi worden geholpen door te groeien naar hoogleraarschap, is de faculteit volgens Rudolf koploper in Nederland wat betreft vrouwelijke promovendi.

Naast het aanstellen van vrouwen heeft Rudolf ook praktische maatregelen geïntroduceerd die het combineren van werk en gezin vergemakkelijken, zoals het vergoeden van kinderopvang tijdens buitenlandse congressen en geen lesgeven na vijf uur voor docenten met jonge kinderen. Ze wijst er echter op dat de academische topcarrière zwaar is en dat partnerschap en steun cruciaal zijn, wat in Nederland nog te vaak conservatief wordt ingevuld. Verder signaleert ze een zorgwekkende kwetsbaarheid voor machtsmisbruik binnen de academie door afhankelijkheidsrelaties en benadrukt ze het belang van trainingen voor leidinggevenden om effectief en sensitief te kunnen omgaan met delicate situaties, zoals het beschermen van vrouwelijke promovendi in onveilige omstandigheden.

Rudolfs ervaring en inzet laten zien dat het bevorderen van genderdiversiteit in exacte vakgebieden een langdurige, bewuste inspanning vereist, maar dat het ook de kwaliteit van het onderzoek en de universitair cultuur verbetert. Haar nalatenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen is een voorbeeld van hoe gerichte acties en beleid vrouwen een volwaardige plek kunnen geven in wat traditioneel ‘a man’s world’ was.