Voorgestelde brandstofaccijnsverhoging leidt tot scherp verdeelde reacties
In dit artikel:
De Tweede Kamer nam onlangs een voorstel van ChristenUnie-lid Joël Grinwis aan om een deel van de bezuinigingen op het openbaar vervoer terug te draaien door de brandstofprijs aan de pomp te verhogen. Doel is 448 miljoen euro terug te sluizen naar het ov, wat volgens de indieners cruciale verbindingen en betaalbare kaartjes helpt te behouden. Concreet zouden accijnzen/belastingen per liter benzine met ongeveer 5,6 cent stijgen, diesel met 3,6 cent en lpg met 1,3 cent.
De reacties zijn sterk verdeeld. OV-NL, de branchevereniging van vervoersbedrijven, juicht het besluit toe en benadrukt dat openbaar vervoer essentieel is voor de toegang tot werk, onderwijs, zorg en sociale contacten. OV-NL wijst er ook op dat vervoerders compensatie nodig hebben voor teruglopende inkomsten, onder meer door wijzigingen in het studentenreisproduct.
Autogerelateerde belangenorganisaties zien het anders. BOVAG spreekt over het ontbreken van een samenhangende visie op autobelastingen en keurt de maatregel af. Ook ANWB stond eerder kritisch tegenover een accijnsverhoging omdat veel mensen, vooral buiten de steden, afhankelijk zijn van de auto; tegelijk erkent de ANWB dat er geld nodig is voor het ov en pleit de organisatie voor brede investeringen in mobiliteit in plaats van het steeds tegenover elkaar zetten van auto en ov.
Vakbond CNV waarschuwt dat de maatregel vooral hard aankomt bij lage- en middeninkomens en bij mensen met onregelmatige diensten of woon-werkafstanden zonder ov-alternatief; zij schat dat werkenden gemiddeld zo’n 50 euro per maand extra aan reiskosten moeten betalen.
Binnen politieke partijen veroorzaakte de keuze wrijving: CDA en 50Plus discussieerden intern maar steunden uiteindelijk het voorstel; CDA-leider Pieter Bontenbal noemde de bescherming van regionaal vervoer noodzakelijk. Regeringspartijen VVD en BBB noemen de maatregel onbegrijpelijk en betreuren dat automobilisten door een linkse meerderheid meer gaan betalen.