Voor deze kunstenaars is het eigen verleden geen verhaal van contrasten
In dit artikel:
Het werk van Geertje Brandenburg en Faria van Creij-Callender vormt een subtiele tussenruimte: geen harde grens, maar een periferie waarin herinnering, alledaagsheid en identiteit elkaar raken. Tot midwinter tonen zij Tussen twee oevers in Kunsthal Kloof, gehuisvest in De Nijverheid in het Werkspoorkwartier van Utrecht — een doorgangsruimte tussen ateliers, restaurant en treinsporen die goed past bij de tentoonstellingsthema’s.
Brandenburg (1998) werkt met gevonden meubels en objecten die een verleden meedragen maar opnieuw betekenis krijgen door toevoegingen en inscripties. In de hal hangt een verweerd houten hek met aanhangende voorwerpen — beschilderde schelpen, een leeg palet, ongesponnen wol — en gegraveerde woorden op de spijlen die een suggestieve zin vormen. Ze bouwt voort op een familiegeschiedenis van verzamelen, zet die archieven in en geeft er tegelijk een persoonlijke draai aan; ze is ook initiatiefnemer van De IJskast in Rotterdam en toonde soortgelijke werken bij Prospects (Art Rotterdam) in 2023.
Van Creij-Callender (1998) schildert droomachtige scènes waarin zwarte vrouwen de enige wakkere figuren zijn: in groene heuvels, naast bomen, omringd door zangvogels. Spiegelende beelden en schilderijen in schilderijen werken als een persoonlijk archief waarin familierelaties en herinneringen opduiken of vervagen. Zij benadert haar Surinaams-Nederlandse achtergrond als materiaal waarover ze controle uitoefent; in aanloop naar de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst 2024 formuleerde ze dat “een zwarte vrouw niet met een bepaald doel of actieve houding afgebeeld hoeft te worden om haar aanwezigheid in de kunst te rechtvaardigen.”
Beide kunstenaars gebruiken felle kleuren en alledaagse details — een rood-wit geblokt tafelkleed, een mandarijnenschil, een huissleutel — en plaatsen die in een tussenland waar het persoonlijke verleden niet alleen contrasten schetst maar ook continuïteit biedt. De tentoonstelling verkent hoe aanwezigheid, herinnering en materie elkaar wederzijds versterken, zelfs wanneer de scène ogenschijnlijk aan de rand van zichtbaarheid blijft.