Voor Annie M.G. Schmidt draaide alle kunst om amusement. Of het nu Shakespeare, Beethoven of een kinderboek is
In dit artikel:
Hoe relevant is Annie M.G. Schmidt voor kinderboekenschrijvers van nu, en wat maakt kinderliteratuur waardevol? De auteur — zelf kinderboekenschrijver die zich pas als volwassene bewust in dat vak verplaatste — onderzoekt die vragen aan de hand van persoonlijke herinneringen, voorbeelden uit Schmidts oeuvre en gesprekken met hedendaagse collega’s.
Als kind kwam Schmidt overal terug: Jip en Janneke-verhaaltjes aan de ontbijttafel, Pluk-citaten op mokken, schooljuffen die gedichten zoals “Dit is de spin Sebastiaan” voorlazen. Die vroege blootstelling legde volgens de schrijver een fantasiezintuig vast dat later onbewust bleef werken. Als jong volwassene ontdekte hij — na een onverwachte opdracht voor een prentenboek en een paniekerige middag in de bibliotheek — pas echt hoe rijk kinderboeken kunnen zijn: ze bieden vrijheid om ver te gaan in verbeelding, zonder kinderachtigheid, en kunnen tegelijk serieuze thema’s en troost bevatten.
Een belangrijk moment in het stuk is de verwijzing naar een debat in 1991 bij Sonja Barend, waarin Schmidt zich tegen het idee keerde dat kinderboeken vooral lesgevend moesten zijn. Ze plaatste amusement en het plezier in verhalen op de voorgrond en stelde dat daarmee andere doelen vaak makkelijker bereikt worden. De auteur sluit zich daarbij aan: kinderboekenschrijvers zijn eerst schrijvers, niet opvoeders. Moraliserende toon werkt meestal averechts; kinderen herkennen en waarderen boeken die hen serieus nemen én uitnodigen om weg te dromen.
De invloed van Schmidt op hedendaagse kinderpoëzie en -proza blijkt concreet uit gesprekken met drie prominente dichters en schrijvers. Ted van Lieshout noemt Het hele schaap Veronica als voorbeeld van Schmidts vermogen tot relativering: groot leed wordt herkenbaar gehouden door lichte, nuchtere afstand. Bette Westera wijst op Schmidts strakke metrum, slimme rijm en ondeugende engagement; die kenmerken echoën in haar eigen poëzie, waarin humor ook bij zware thema’s als de dood werkt. Edward van de Vendel benadrukt vooral de technische beheersing in liedteksten en gedichten: feilloze ritmes en verrassende onderwerpen die samen een bijzonder effect opleveren. Deze voorbeelden tonen dat Schmidts erfenis zowel vormelijk (ritme, rijm, strakke opbouw) als thematisch (humor, relativering, verzet tegen gezagsverhalen) doorwerkt in het hedendaagse repertoire.
De schrijver gaat ook boek voor boek door Schmidts werk. Minoes (1970) voelt verrassend modern: de vertelstem, het humoristische detailniveau en het respect voor jonge lezers maken het werk tijdloos. Abeltje (1953) is ouder en bevat passages die nu gedateerd overkomen of vragen oproepen bij lezers met hedendaagse gevoeligheden; toch blijft het verhaal onweerstaanbaar door de pure fantasie en de geloofwaardige interne logica van de wereld die Schmidt bouwt. Pluk van de Petteflet wordt genoemd als een commercieel en cultureel keerpunt: de verkoopcijfers gaven uitgeverij Querido ruimte om een fonds voor kinderboeken op te zetten, en Schmidts titels voeren nog altijd prominent in hun fonds.
Belangrijke observaties uit het artikel:
- Kinderboeken mogen vermaken; plezier is niet oppervlakkig maar vaak de poort naar herkenning, troost en groei.
- Schmidts stijl: directe humor, strakke metriek en rijm, relativerende blik, en het behandelen van kinderen als gelijkwaardige personages. Die combinatie maakt haar teksten aantrekkelijk voor zowel kinderen als volwassenen.
- Hedendaagse auteurs putten bewust en onbewust uit die traditie; sommige gebruiken haar technieken, anderen lenen haar toon of morele lichtvoetigheid.
- Niet alles van vroeger is onkritisch houdbaar; sommige vroegere keuzes vragen nu om herinterpretatie of redactionele aanscherping — de schrijver noemt het ontbreken van een redacteur in Schmidts beginjaren als verklaring voor plotzwaktes in oudere werken.
Persoonlijke anekdotes (zoals liedjes die troost boden bij worstelingen met seksualiteit, of het opnieuw lezen van bundels die je terugbrengen naar een schoolklas) illustreren waarom Schmidt meer is dan een nostalgische favoriet: haar werk functioneert ook als ervarings- en vormenschool voor schrijvers. De auteur erkent dat hij zelf pas later bewust Schmidt is gaan waarderen en dat haar invloed niet alleen bij hem zichtbaar is, maar breed aanwezig in de hedendaagse kinderboekenwereld.
De conclusie is een pleidooi: lees kinderboeken — ook als volwassene. Ze zijn geen kinderspel, maar instrumenten om te vertragen, te relativeren en je fantasie op te laden. Voor schrijvers vormen ze bovendien een onuitputtelijke leerschool in toon, ritme en verbeeldingskracht. Schmidts nalatenschap blijkt daarmee levend en productief: haar geest huist nog steeds in veel wat nu verschijnt, en haar boeken blijven uitnodigen tot spelen, denken en opnieuw beginnen.