'Volgens Femke Halsema is dit kunst en mag ik dit in Paradiso zingen' - Theodor Holman
In dit artikel:
Theodor Holman zet in zijn tekst de grenzen van kunst en vrijheid van meningsuiting ter discussie aan de hand van provocerende voorbeelden van bedreigende en haatdragende uitspraken. Hij vergelijkt het zingen van extreem beledigende en bedreigende teksten zoals "Dood aan elke Jood" met het uiten van vergelijkbare dreigementen tegen bijvoorbeeld politici, en vraagt zich af waar de grens ligt tussen vrije kunstexpressie en strafbare bedreiging. Holman benadrukt dat kunst volgens burgemeester Femke Halsema beschermd moet worden, ook als die kunst schokkend is, maar stelt tegelijk de vraag of de overheid passief moet blijven als kunstenaars of schrijvers daadwerkelijk bedreigingen uiten tegen individuen.
Hij wijst erop dat politici zoals Geert Wilders geregeld met de dood worden bedreigd en consequent aangifte doen, wat juist is. Tegelijkertijd groeit de onduidelijkheid wanneer bedreigingen worden gecamoufleerd als kunstzinnige uitingen, zoals gedichten of protestliederen. Holman schetst het dilemma waarin het recht op vrije meningsuiting en het gevoel van rechtvaardigheid, veiligheid en bescherming met elkaar botsen. Hoewel hij pleit voor maximale vrijheid van spreken, erkent hij ook het ongemak en de angst die zulke extreme uitingen oproepen. Zijn ironische en scherpe stijl nodigt uit tot reflectie over de rol van overheid, kunstenaars en publiek bij het omgaan met haatzaaiende en bedreigende taal binnen een democratische samenleving.