Virginia Woolf vond het wel zo fijn dat haar muze Vita Sackville-West een veel minder goede schrijver was dan zij
In dit artikel:
De brievenbundel Liefst schepsel (red. Han van der Vegt), met de correspondentie van Virginia Woolf aan Vita Sackville‑West, toont hoe intieme verbondenheid een schrijverschap kan aanwakkeren. Waar Woolf vaak wordt voorgesteld als somber en ontoegankelijk — mede door haar depressies en tragische einde — brengen deze teksten juist humor, speelsheid en vitale energie naar voren. Dat blijkt ook uit Woolfs autobiografische stuk Ben ik een snob?, waarin ze een levendig beeld geeft van de Bloomsburygroep: een kring van Britse intellectuelen waarin zware thema’s werden afgewisseld met platte grappen en openlijk seksueel getinte gesprekken.
De verhouding tussen Woolf en Sackville‑West speelde een doorslaggevende rol in Woolfs werk. Hoewel de Bloomsburykring invloed had, was Vita de persoon die Woolf echt inspireerde; hun verhouding leidde rechtstreeks tot Orlando en viel samen met de periode waarin Woolf grote romans schreef zoals Mrs Dalloway, To the Lighthouse, A Room of One’s Own en The Waves. Ironisch genoeg bewonderde Woolf Sackville‑West niet zozeer om haar intellect: in haar brieven prijst ze vooral Vita’s lichamelijke verschijning — met name haar benen — en noemt ze het een raadsel waarom Vita schreef. Die fysieke aantrekking stond tegenover een geestelijke fascinatie van Vita voor Woolf, zodat beiden elkaar iets gaven wat de eigenlijke relatie niet bood.
De zakelijke band via Hogarth Press — de uitgeverij van Woolf en haar man — versterkte de persoonlijke relatie. Sackville‑West leverde verkoopsucces en daarmee financiële stabiliteit voor de uitgeverij, en de samenwerking bood Woolf aanleiding en gelegenheid het contact te verdiepen. Tegelijk was Woolf competitief tegenover andere vrouwelijk schrijvers; met collega’s die ze als gelijken zag, zoals Katherine Mansfield, hield ze afstand.
Liefst schepsel bevat alleen Woolfs kant van de briefwisseling, waardoor het beeld van de liefde half blijft; de editor probeert dit deels te corrigeren door fragmenten van Sackville‑West op te nemen. De brieven tonen zowel innige speelsheid als tedere scènes en laten zien hoe verlangen en literaire verbeelding in elkaar grijpen — een thematiek die parallel loopt aan Prousts observaties over liefde als projectie van een eigen beeld van de ander. Voor Woolf betekende de verhouding met Vita zowel lichamelijk geluk, dat ze binnen haar huwelijk niet vond, als een voedingsbodem voor creativiteit: Vita werd de katalysator voor een van Woolfs meest originele werken.
Kortom: de bundel biedt geen sensatieverhaal, maar een genuanceerd portret van hoe persoonlijke passie en professionele verbondenheid samen kunnen leiden tot artistieke vernieuwing. Han van der Vegts editie laat zien dat Woolfs literaire vuur niet alleen uit haar eigen genius kwam, maar ook uit de nabijheid en aantrekkingskracht van Vita Sackville‑West.