Verspreidingstrends van waterplanten: landelijke achteruitgang, maar kansen voor herstel
In dit artikel:
De afgelopen jaren tonen veldwaarnemingen in Nederland een ongelijk beeld van waterplanten: op sommige plaatsen herstellen plantenrijkdom en verschijnen soorten weer massaal, elders blijft de situatie stabiel, en op veel plekken verdwijnen onderwaterplanten of nemen ze sterk af. Deze waarnemingen — verzameld tijdens veldwerk voor het boek Waterplanten en waterkwaliteit en meerdere FLORON-projecten — vormden de aanleiding voor een landelijke analyse van verspreidingstrends van inheemse ondergedoken en drijvende vaatplanten.
FLORON, Van Geest Ecologie en het CBS onderzochten verspreidingsveranderingen tussen twee periodes (1999–2002 versus 2019–2022). Voor soorten met voldoende gegevens (volledig geïnventariseerde kilometerhokken met minstens één waterplantmelding) berekende het CBS trends met de lijstlengte-methode; die methode wordt ook gebruikt voor andere lange tijdreeksen van planten en insecten. Belangrijk: het onderzoek betreft veranderingen in verspreidingsgebied, niet in aantallen per locatie.
Winnaars zijn vooral soorten van voedselarme wateren, met sterke toenames (ca. 46–60%): voorbeelden zijn oeverkruid, pilvaren, vlottende bies, moerashertshooi en gesteeld glaskroos. Deze opbloei hangt vaak samen met gerichte systeemherstelmaatregelen: minder verzurende depositie, bodemschoonmaak in vennen en andere inspanningen die de randvoorwaarden voor deze soorten herstellen. Ook in grote rivieren en het IJsselmeergebied zien onderzoekers positieve ontwikkelingen, zoals de terugkeer van rivierfonteinkruid en uitgestrekte velden van kranswieren en fonteinkruiden door verbeterde waterkwaliteit.
Tegelijkertijd is er een brede en zorgwekkende terugval bij veel andere soorten. In matig voedselrijke wateren is paarbladig fonteinkruid met meer dan 80% achteruitgegaan sinds de eeuwwisseling. Soorten die bij voedselrijke omstandigheden thuishoren — zoals stijve waterranonkel, puntig fonteinkruid en brede waterpest — laten dalingen van meer dan 50% zien. Ook algemeen veronderstelde soorten, die tolerant zijn voor voedselrijke omstandigheden (tenger fonteinkruid, gekroesd fonteinkruid, schedefonteinkruid), zijn aanzienlijk in verspreiding geslonken (tussen circa 45 en 64% minder).
De achteruitgang van algemene waterplanten is meer dan een botanisch probleem: deze soorten vormen onderwaterhabitat, bieden voedsel en schuilplaatsen voor fauna, stabiliseren oevers en verbeteren waterhelderheid. Verlies van deze planten kan kettingreacties in waterecosystemen veroorzaken.
Niet alle trends zijn eenduidig. Drijvende waterweegbree, een soort van voedselarme milieus die beschermd is onder de Europese Habitatrichtlijn, vertoont onverwacht landelijke afnames, mogelijk door droogte en verruiging van oevers — risico’s die door klimaatverandering kunnen toenemen. Anderzijds profiteert rivierfonteinkruid duidelijk van schonere rivieren en een warmer klimaat.
De oorzaken van de waargenomen veranderingen zijn waarschijnlijk meervoudig en lokaal verschillend: waterkwaliteit en -kwantiteit, bodemcondities, beheerpraktijken, invloeden van uitheemse rivierkreeften, droogval en andere factoren spelen elk een rol. Positief is dat herstel op plaatsen waar oorzaken zijn aangepakt aantoonbaar werkt: kwetsbare soorten keren terug na gerichte maatregelen. Dat geeft uitzicht op herstel van algemene waterplanten als deze combinaties van problemen systematisch worden aangepakt.
De auteurs roepen op om aandacht te blijven houden voor watervegetatie en vragen mensen lokale waarnemingen te delen. Tekst van Michiel Verhofstad (FLORON), Gerben van Geest (Van Geest Ecologie) en Jelle van Zweden (CBS).