Vernietigend rapport sloopt oorlogsretoriek Von der Leyen: 'EU-defensie is bureaucratische illusie zonder soldaten'
In dit artikel:
In maart lanceerde Commissievoorzitter Ursula von der Leyen een groot defensieplan: ruim 800 miljard euro om Europa militair te versterken via wat zij noemde een antwoord op de huidige veiligheidsrisico’s. Een nieuw rapport van MCC Brussels onder leiding van professor Bill Durodié spreekt deze ambitie echter met harde bewoordingen tegen: het pakket is volgens hem vooral een duur schijnmiddel dat op papier indrukwekkend oogt maar in de praktijk weinig zal toevoegen aan echte verdediging.
Durodié vergelijkt de Europese aanpak met de Maginotlinie uit de jaren dertig: veel geld en technische ingrepen die bij de volgende oorlogstrategisch omzeild werden. In dat beeld ligt de kern van de kritiek: de EU zou vooral investeren in structuren, gezamenlijke inkooptrajecten en interoperabiliteit — bureaucratische oplossingen die volgens het rapport onvoldoende inspe len op de karakteristieken van hedendaagse conflicten. Technologieën als kunstmatige intelligentie, autonome systemen, drones en hybride oorlogsvoering vragen andere prioriteiten dan standaardcontracten en regelgeving bieden.
Het rapport wijst ook op tegenstrijdige beleidskeuzes. Terwijl men meer middelen wil vrijmaken voor defensie, dringt de Unie tegelijkertijd door met strikte regels en klimaat- en diversiteitsagenda’s binnen de defensie-industrie — denk aan het idee van “groene munitie” — wat volgens Durodié de efficiëntie en reactievermogen kan ondermijnen. EU-regelgeving zoals de AI-wetgeving en privacyregels beperkt volgens de analyse innovatie en maakt het moeilijker voor Europese bedrijven om internationaal concurrerend te blijven: slechts een klein aandeel van ’s werelds grootste techbedrijven is Europees, en investeringen in AI-startups lopen ver achter bij die in de VS en China.
Een minstens zo belangrijk punt in het rapport is de maatschappelijke component van veiligheid: militaire capaciteit staat of valt met bereidheid en cohesie. Durodié stelt dat jarenlang wantrouwen richting nationaal patriottisme en het marginaliseren van nationale trots heeft geleid tot een gebrek aan binding en bereidheid onder jongeren om te vechten. Hij haalt cijfers aan (onder andere uit het Verenigd Koninkrijk en Duitsland) waaruit blijkt dat veel jongeren weinig bereidheid tonen om in oorlogssituaties te vechten of zich verbonden voelen met de natiestaat. Zonder die sociale draagkracht, betoogt het rapport, is het verhogen van materiële capaciteit deels zinloos.
Historische en recente crisisreacties illustreren volgens de analyse ook de beperkingen van EU-coördinatie: in 2008, tijdens de coronapandemie en nu bij de oorlog in Oekraïne hebben lidstaten vaak eigen belangen laten prevaleren boven Europese solidariteit (bijvoorbeeld nationale voorraden of uiteenlopende houdingen richting Rusland). Praktisch vermogen om snel grote troepenmacht te mobiliseren blijft beperkt — het rapport noemt orders van grootte die ver onder de behoefte blijven.
De conclusie van Durodié is dat het 800-miljardvoorstel een illusie van veiligheid creëert: het adresseren van alleen materiële elementen en bureaucratische harmonisatie zal volgens hem de echte problemen — technologische achterstand, rigide regelgeving, gebrek aan maatschappelijke cohesie en politieke fragmentatie — niet oplossen. Als gevolg beveelt het rapport impliciet aan de plannen kritisch te herevalueren en eerst te werken aan innovatievermogen, flexibiliteit en maatschappelijke betrokkenheid voordat grootschalige gezamenlijke re-armingsprojecten worden opgezet.
Kort gezegd: het MCC-rapport waarschuwt dat Europa meer nodig heeft dan een dossier van investeringen en regelwerk om een competente, duurzame defensie te realiseren; zonder bredere hervormingen blijft het risico bestaan dat het voorstel vooral geldverspilling is.