Verengelsing is onvermijdelijk, maar het is verbijsterend hoeveel haast we daarmee hebben

donderdag, 6 november 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Nederlanders lijken weinig reserve te hebben tegenover de inheemse verengelsing: zowel van onderop als van bovenaf sijpelt Engelse taal en cultuur in steeds meer hoeken van het publieke leven. Publiekshistoricus Coks Donders, die in een recent tv-optreden wees op het belang van internet en sociale media, illustreert de onderstroom: jonge kinderen groeien op met Engelstalige content en beheersen soms Engels vlotter dan Nederlands. Die digitale pijplijn voert continu Engelse woorden, formats en waarden aan, en vergroot zo de vanzelfsprekendheid van Engelse termen in het dagelijks taalgebruik.

Politiek en bedrijfsleven werken die trend in de hand. De recente verkiezingswinst van D66 — een partij die in het openbaar pleit voor meer Engels op universiteiten — versterkt de verwachting dat beleidsmatig en institutioneel weinig rem komt op het gebruik van Engels. In het bedrijfsleven vertaalt dat zich in een voorkeur voor Engelse functietitels en managementjargon (bachelors/masters, targets, the extra mile), vaak ingegeven door de wens internationaal relevant en minder provinciaal over te komen. Zulke taalkundige aanpassingen worden niet zelden gedreven door commercie en door angst om achter te blijven in de globale markt.

Praktische voorbeelden onderstrepen de uitwas van die trend en de reactionele spot die het soms oproept. In 2022 veroorzaakte Schiphol-directeur Ruud Sondag ophef met een introductievideo vol Engelse managementfrasen; de clip maakte hem binnen korte tijd tot symbool van gehypte, debiteerbare directietaal. Anderzijds verschaft de massale viering van Halloween in Nederlandse steden een zichtbare culturele import: in Zoetermeer trok een groot evenement tienduizenden bezoekers en kinderen noemden Halloween als hun favoriete kinderfeest, boven traditionele Nederlandse feesten.

Die culturele verschuiving heeft consequenties voor ingebedde seizoensgebruik en tradities. Feestelijkheden als Sinterklaas en Sint-Maarten lijden er zichtbaar onder: het jaarlijkse debat over Zwarte Piet en de bijbehorende discussie over racisme lijken veel ouders en toeschouwers af te schrikken. Intocht-aantallen en publieke betrokkenheid dalen, deels omdat organisatoren steeds ingewikkelder moeten rekenen om geen rel te veroorzaken — wat de auteur vergelijkt met een nieuwe, gespecialiseerde 'meetkunde'.

Tegelijkertijd ontstaat in de Nederlandse publieke sfeer een bijna obsessieve blik naar de Verenigde Staten: van televisieverslaggeving tot roemruchte interesse in figuren als Donald Trump. Die Amerikaanse fascinatie wordt door de schrijver gezien als symptoom van een bredere neiging ons cultureel en taalkundig aan te passen om internationaal gewicht te suggereren, soms ten koste van eigen gewoonten en taalgevoel.

Samengevat: Nederland ondergaat een dubbele aanname van Angelsaksische invloeden — digitaal en jeugdig enerzijds, bestuurlijk en economisch anderzijds — die leidt tot een snelle verengelsing van taal, managementcultuur en consumptiegewoonten. Die ontwikkeling wordt gevoed door praktische voordelen van het Engels als wereldtaal en door politieke keuzes, maar roept tegelijk discussie op over identiteit, traditie en wat men van waarde acht om te bewaren.