Verdwenen Florentijnse diamant duikt na ruim 100 jaar op, man van prinses Astrid wist al jaren waar juweel lag
In dit artikel:
De beroemde, druppelvormige Florentijnse diamant — een gele steen van 137,17 karaat die sinds de val van het Habsburgse keizerrijk meer dan een eeuw als verdwenen werd beschouwd — blijkt al die tijd veilig opgeborgen te hebben gelegen in een bankkluis in Canada. Het geheim kwam aan het licht nadat misdaadjournalist Fidelius Schmid van Der Spiegel in Parijs verslag deed van de grote juwelenroof in het Louvre en daarna in Wenen door Karl van Habsburg werd ingelicht.
Historisch belandden de keizerlijke juwelen buiten zicht na de ineenstorting van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog; men vermoedde dat veel stukken waren gestolen of omgesmolten. Volgens Karl nam zijn grootmoeder Zita van Bourbon-Parma de kostbaarheden mee toen ze in mei 1940 met haar gezin wist te ontkomen aan de oprukkende nazi’s en via Frankrijk en Portugal naar Canada vluchtte. Zita deponeerde de collectie in een Canadese bankkluis en liet die daar achter toen ze in 1953 terugkeerde naar Europa; ze overleed in 1986. Ze deelde de locatie slechts met haar zonen Robert en Rudolf en vroeg hen het stil te houden tot honderd jaar na de dood van keizer Karel I (1922). Zij gaven de zaak door aan hun kinderen — onder wie prins Lorenz (echtgenoot van prinses Astrid) en zijn neef Simeon — die het geheim jarenlang meedroegen en Karl pas recent informeerden.
De drie hertogen bezochten daarna de betreffende kluis en namen juwelier Christoph Köchert mee, een nakomeling van de hofjuweliers van weleer, om de stukken te beoordelen. Köchert kon volgens de Habsburgers met zekerheid vaststellen dat het om de historische Florentijnse diamant ging; een echtheidscertificaat is op de Habsburgersite gepubliceerd. The New York Times werd uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de openstelling en fotografeerde de familie bij het onderzoek.
De Habsburgers zeggen de collectie te willen tentoonstellen als blijk van dankbaarheid aan Canada. Tegelijk is het mogelijk dat de Oostenrijkse staat aanspraak maakt op de juwelen: na het keizerrijk werden Habsburgse bezittingen genationaliseerd, al voeren de erfgenamen aan dat de stukken niet in Oostenrijk waren toen die wet inging. Andreas Babler, vicekanselier van Oostenrijk, kondigde aan te laten onderzoeken of de Florentijnse diamant tot het staatsbezit behoort en zonodig een teruggaveprocedure te starten.