Verbod op de verkoop van auto's met verbrandingsmotor beperkt de opwarming niet en schaadt de Europese auto-industrie  

zaterdag, 18 oktober 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

In het klimaatblok van het RTL-verkiezingsdebat kregen lijsttrekkers van GL/PvdA, CDA, VVD en D66 de vraag of zij voor of tegen een verbod op de verkoop van nieuwe auto’s met verbrandingsmotor per 2035 zijn. Jetten en Timmermans stonden zonder aarzeling achter de maatregel; Bontenbal zei ook ja uit principiële trouw aan afspraken; Yesilgöz was de enige tegenstander en verwees naar veranderende geopolitieke omstandigheden. De maatregel maakt deel uit van de Europese Green Deal, maar stuit in Duitsland op veel verzet dat zelfs steun kreeg van bondskanselier Merz; daardoor lijkt het verbod mogelijk ten onder te gaan.

De schrijver betoogt dat zo’n verbod exemplarisch is voor de problemen van de Green Deal: de beleidslogica gaat uit van snelle vervanging van fossiele naar CO2‑vrije energie om net‑zero in 2050 te halen, maar die veronderstellingen negeren volgens hem economische en klimatologische realiteit. Feitelijke cijfers worden aangevoerd: CO2‑vrije primaire energie (waterkracht, kern, zon, wind, geothermie, moderne biomassa) groeide van circa 13% van het totaal in 2000 naar ongeveer 18% in 2024; sinds 2000 was de gemiddelde groei ongeveer 3% per jaar en in de laatste vijf jaar nabij 5% per jaar. Tegelijk groeide de wereldwijde economie deze eeuw gemiddeld zo’n 3,5% per jaar, wat samenhangt met ongeveer 2% jaarlijkse groei in primaire energiegebruik.

Met die recente trends als uitgangspunt en een optimistische aanname van 5% jaarlijkse groei van CO2‑vrije energie, maar 2% totale primaire energiegroei, levert een projectie op dat CO2‑vrije bronnen pas rond 2081 genoeg zouden leveren om de hele vraag te dekken. Tot 2060 zou CO2‑uitstotende energie nog licht stijgen en in 2050 nog ruim 60% van het primaire energieverbruik uitmaken — een resultaat dat volgens de auteur overeenkomt met de recente Energy Transition Outlook van DNV. Om wél netto‑nul in 2050 te halen, zou volgens de berekening CO2‑vrije energie wereldwijd ongeveer 10% per jaar moeten groeien, een tempo dat de schrijver onhaalbaar noemt.

De belangrijkste knelpunten die zo’n snelle transitie belemmeren: benodigde infrastructuur, technisch personeel, materialen en financiering, plus de noodzaak van internationale samenwerking. Daarom concludeert het stuk dat fossiele energie nog lang onmisbaar blijft en dat het streven van de EU naar netto‑nul in 2050 weinig realiteitszin toont. Het verbod op nieuwe verbrandingsmotoren per 2035 noemt de auteur vooral symbolisch: het zal volgens hem de Europese auto-industrie zwaar treffen en ruimte maken voor Chinese fabrikanten om marktaandeel in te nemen, terwijl het weinig effect heeft op de mondiale temperatuurontwikkeling.