Veel meer vrouwen dan gedacht zijn dakloos, vaak door problemen met hun partner
In dit artikel:
Een nieuwe telmethode laat zien dat dak‑ en thuisloosheid veel groter en diverser is dan officiële cijfers deden vermoeden, en treft vooral vrouwen en kinderen. Sinds 2023 brengen Kansfonds en Hogeschool Utrecht met de Ethos‑Light‑telling op één dag werkelijk zichtbare mensen in kaart via samenwerking van opvang, woningcorporaties, scholen, huisartsen, kerken, kappers, boswachters en meer. In 57 gemeenten telde Ethos in 2025 bijna 29.000 dak‑ of thuisloze mensen; in Amsterdam en Den Haag gaat het om meer dan 1 procent van de bevolking (respectievelijk circa 11.065 en 6.246 personen). Van de getelde groep is ongeveer 31 procent vrouw, 40 procent jonger dan 28 en een vijfde kind.
Persoonlijke portretten illustreren de cijfers. Floor uit Den Bosch verloor na jaren van huiselijk geweld haar woning en stond tijdelijk zonder adres met een peuter; omdat ze geen verslaving of psychiatrische diagnose heeft, viel ze aanvankelijk buiten veel hulpregelingen. Eti werd tijdens een scheiding letterlijk op straat gezet, sliep met haar kinderen eerst in een tent en vervolgens drie jaar in een stacaravan en organiseerde zich later als activiste met de oproep “Open de deur” voor wettelijke voorrang op woningen. Jessica uit Dordrecht leefde in antikraak, bij familie en zelfs in een auto; dank zij een sociaal makelaar kreeg zij uiteindelijk een woning toegewezen.
De Ethos‑aanpak contrasteert met de werkwijze van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat dakloosheid vooral afleidt uit registers (18–65 jaar) en bekendheid bij opvang, bijstand en reclassering, en die cijfers symbolisch aanvult met schattingen. Daardoor blijven veel groepen buiten beeld: kinderen, veel vrouwen en mensen zonder zorgdiagnose. Critici noemen de traditionele tellingen stereotiepe beelden van de dakloze verslaafde man en wijzen erop dat beleidsprioriteiten daarop zijn afgestemd: hulp en woonurgentie komen vaak pas als er ook ernstige verslavings‑ of psychiatrische problemen zijn.
Die beleidspraktijk heeft concrete gevolgen. Mensen met alleen een woonprobleem worden als zelfredzaam beschouwd en krijgen nauwelijks hulp, terwijl langdurige onveiligheid, verlies van werk en naderende gezondheids‑ en opvoedingsschade het resultaat kunnen zijn. Belangengroepen en onderzoekers waarschuwen dat gebrek aan snelle huisvesting maatschappelijke kosten en persoonlijke verwoesting veroorzaakt. Tegelijkertijd waarschuwen sommige specialisten dat de nieuwe breedte van de Ethos‑inventarisatie de aandacht en middelen voor mensen met de zwaarste zorgvraag niet mag verdringen.
Ethos leverde ook direct politiek en lokaal beleid op. Gemeenten als Den Bosch, Dordrecht en Hollands Kroon experimenteren met prioritering en Wonen Eerst‑programma’s voor de ‘lichtere’ groep, waarbij snelle toewijzing van een zelfstandige woning met begeleiding voorkomt dat problemen escaleren. In Den Bosch, dat vroeg meedeed aan Ethos, kreeg Floor dankzij zo’n aanpak een eigen woning. Op nationaal niveau werd een amendement verworpen dat voorrang zou geven aan álle daklozen; de Tweede Kamer stemde wel voor voorrang van dakloze ouders met minderjarige kinderen.
De uitkomsten roepen een fundamentele vraag op: hoe ambitieus is het Nederlandse streven — Europees ingesteld op uitbanning van dakloosheid in 2030 — als we niet eens een volledig beeld hebben van wie dakloos is? Ethos laat zien dat betere tellingen beleid kunnen ontwrichten en ook nieuwe oplossingen mobiliseren, maar dat zonder een structurele aanpak van de onderliggende wooncrisis schaarste en kwetsbaarheid blijven bestaan. Acties van betrokken burgers en lokale pilots tonen dat verandering ook van onderop kan komen, maar grootschalige impact vereist politieke prioritering en capaciteit om snel woningen te bieden.