Van stemhokje tot zielzorg: wie reikt jongeren het goede aan?
In dit artikel:
In een tijd die de auteur vergelijkt met Sartres beeld van "huis clos" zitten Nederlandse kinderen en jongeren opgesloten tussen veel aandacht voor sommige kwetsbaarheden en weinig zicht op andere diepe noden. Recent besteedde Nieuwsuur aandacht aan jeugdproblemen; scholen worden geacht zorgvuldig te zijn, maar de politieke en maatschappelijke aandacht is ongelijk verdeeld. Seksuele ontwikkeling van kwetsbare jongeren krijgt veel aandacht, terwijl veelvoorkomende problemen als depressie, verslaving, eetstoornissen, eenzaamheid en de impact van sociale media minder prominent aan bod komen.
De auteur wijst daarnaast op een vaak onderbelicht probleem: de verstoorde thuissituatie door scheidingen en opeenvolgende nieuwe relaties van ouders. Veel kinderen wisselen tussen huizen en groeien op zonder een stabiele, eenduidige thuisbasis. Dat effect op hun emotionele ontwikkeling en gevoel van geborgenheid krijgt volgens de schrijver zelden grondige publieke behandeling.
De verklaring voor het zwijgen ligt volgens de schrijver deels in een heersende levensfilosofie: de heilige gedachte van individuele autonomie. Kritiek op vrijelijk samengaan, scheidingen of de consequenties daarvan raakt een ideaal dat breed wordt verdedigd; het past slecht in het dominante verhaal dat ieder voor zichzelf kiest en daarmee wel zijn weg zal vinden. In die context is het makkelijker om aandacht te vragen voor sommige identiteitsvragen dan voor pijn die voortkomt uit verlies van vaste gezinsstructuren.
Ook het onderwijs speelt een rol. Uit eigen ervaring met bijlessen in klassieke en moderne talen concludeert de auteur dat veel literatuuronderwijs jongeren vooral literatuur voorschotelt die het huidige, vaak nihilistische levensgevoel bevestigt. Klassieke of oudere werken die zingeving, hoop en een besef van iets hogers bevatten, komen minder aan bod. Daardoor missen veel leerlingen kans om boven hun tijd uitgetild te worden; ze worden eerder vastgezet in de bestaande, vaak ontwortelde gevoelswereld.
Ter illustratie haalt de auteur ideeën aan die ook in Dostojevski voorkomen: mensen dragen een "mysterieus besef" van verbondenheid met een hogere wereld; als dat gevoel wegvalt, verzwakt wat in de ziel is opgegroeid. De schrijver zag bij twee jongeren een bijna hongerige reactie toen hij hen goede boeken leende—een aanwijzing voor een diep verlangen naar echtheid en spirituele voeding.
De kernvraag is wie in kerk, onderwijs, gezin en politiek oog heeft voor die honger van de ziel en wie jongeren opnieuw kan verbinden met wat de auteur 'Boven' noemt. Het artikel sluit met een oproep: maak het gemis aan zingeving en de gevolgen ervan expliciet binnen kerk, samenleving en politiek, zodat kinderen niet alleen materiële of identiteitsgebonden hulp krijgen, maar ook ruimte voor herstel van innerlijke verbondenheid en stabiliteit.
De schrijver is emerituspredikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland; een langere versie van het betoog verscheen eerder in Ecclesia.