Van Leiden tot Lombok: mijn ervaringen met de islam en zijn cultuurdragers

zaterdag, 16 augustus 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

De schrijver presenteert een persoonlijk N=1‑onderzoek: anekdotische ervaringen met mensen uit islamitische milieus op verschillende momenten en plekken. Centraal staan ontmoetingen die hem opvallen omdat ze afwijken van liberale westerse normen of juist tonen dat individuele mensen zich tegen die patronen kunnen verzetten.

In zijn vroegste herinnering werkt en verblijft hij vaak in een populair café dat een veilige haven is voor lhbtq+‑mensen, kunstenaars en buitenstaanders. De uitbater is buitengewoon tolerant, maar raakt de controle kwijt wanneer groepen Marokkaanse pubers het café gebruiken om meisjes lastig te vallen; de eigenaar ziet zich genoodzaakt toegang te beperken via een collegekaartregeling. Dit voorbeeld illustreert hoe etnische en gedragsproblemen een vrijplaats kunnen ondermijnen, ook als de eigenaar mensen niet op basis van afkomst wil weren.

Tijdens reizen naar Jordanië wordt hij getuige van ruwe behandeling van ezels bij Petra: jonge ezeldrijvers mishandelen dieren als spel, en volwassenen kijken zonder in te grijpen. Deze scène gebruikt hij als indicatie van culturele verschillen in omgang met dieren en het ontbreken van morele weerklank richting toeristen.

In 2002 neemt hij zijn jonge gezin mee naar Indonesië: het hindoeïstische Bali ervaart hij als vriendelijk en kindvriendelijk; het nabije islamitische Lombok daarentegen voelt minder betrouwbaar en meer confronterend — volgens hem ook niet zo eerlijk tegenover toeristen. Kort na hun bezoek wordt de Sari Club op Bali door terrorisme verwoest; dat benadrukt de fragiele werkelijkheid waarin reizen en veiligheid samenkomen.

Tegelijkertijd ontmoet hij in Turkije een uitzondering: Mehmet, een westers georiënteerde tapijtenhandelaar in Izmir die onder zijn winkel een informele, open ontmoetingsplek voor westerse vrouwen en drank houdt. Mehmet is warm, discreet en behulpzaam — zelfs wanneer de auteur persoonlijke tegenslag heeft, belt Mehmet voor steun. Zijn praktijk wordt mogelijk gemaakt door het feit dat zijn strenggelovige vader “de andere kant opkijkt”. Mehmet illustreert het bestaan van gelovigen die grotendeels verwesterd leven en de religieuze voorschriften eerder vorm dan inhoud laten zijn.

De draad door de verhalen is tweërlei: enerzijds culturele botsingen en gedragingen die de auteur oncomfortabel of verwerpelijk vindt (seksueel grensoverschrijdend gedrag, dierenmishandeling, onbetrouwbaarheid voor toeristen); anderzijds voorbeelden van individuele mensen die tolerant, zorgzaam of gemoderniseerd zijn. De schrijver benadrukt dat dit persoonlijke waarnemingen zijn — geen wetenschappelijke data — maar gebruikt ze om te tonen hoe uiteenlopend “de islam” als verzameling van levenswijzen in de praktijk kan zijn. Als aanvullende context: dergelijke anekdotes illustreren vooral verschillen tussen lokale sociale normen en benadrukken het risico van generaliseren; binnen de islamitische wereld bestaan grote regionale, sociale en individuele variaties in gedrag en opvattingen.