Van insectenpoot tot biodiversiteitsdata: steeds meer vijfpotige insecten in de collectie van Naturalis
In dit artikel:
Naturalis leidt het Europese samenwerkingsproject Biodiversity Genomics Europe (BGE) — een initiatief van meer dan twintig landen dat DNA‑onderzoek naar biodiversiteit versnelt — en bouwt tegelijk aan landelijke infrastructuur om met AI en DNA-analyses soorten te vinden, identificeren en monitoren. Sample manager Astrid Rijnsburger werkt sinds 2023 binnen BGE en neemt een sleutelpositie in het verzamelen en registreren van (DNA-)monsters: van veldwerk met malaisevallen en havensampling tot het zorgvuldig nemen van materiaal uit de rijkscollectie van Naturalis. Het project loopt tot begin 2026.
Rijnsburger heeft in Nederland zes malaisevallen opgezet voor het deelproject rond bestuivers, vijf watermonsters genomen in de Rotterdamse haven en ruim 3.000 entomologische samples uit de museumcollectie behandeld. Die collectiewerkzaamheden volgden een vooraf opgestelde ‘target list’ van soorten met prioriteit; specimenkeuze gebeurde in overleg met collectiebeheerders om schade aan zeldzame of schaarse exemplaren te voorkomen. Van elk gekozen insect wordt het exemplaar eerst geregistreerd en gefotografeerd, waarna meestal één middenpootje wordt genomen als bron voor DNA. Deze methode levert doorgaans voldoende genetisch materiaal zonder het exemplaar onherstelbaar te beschadigen.
De verzamelde DNA‑gegevens worden toegevoegd aan internationale referentiedatabanken zoals BOLD, die fungeren als vergrootglas en naslagwerk waarmee soortherkenning op grote schaal mogelijk wordt. Het vullen van zo’n referentiedatabase is cruciaal: veel Europese soorten zijn nog nooit gesampled, en een completere DNA‑bibliotheek maakt betrouwbare monitoring en gerichte bescherming van habitats en soorten mogelijk. Nauwkeurigheid bij het samplen is essentieel; kleine fouten kunnen door het hele ketenproces heen doorgaan.
Het veld- en collectiewerk bracht ook obstakels: oude opstellingen waarbij insecten zijn vastgelijmd, extreem fragiele exemplaren en soms conserveringsmethoden uit het verleden die DNA‑herstel bemoeilijken. In sommige gevallen werd besloten het hele insect in buffer te plaatsen, met name bij bepaalde kevers. Desondanks leverde ruim 80 procent van het gesamplede materiaal bruikbare data op, een resultaat dat Rijnsburger en het team als succesvol beschouwen.
Naast technische bijdragen bracht het werk persoonlijke inzichten: verhalen achter historische vondsten, zoals een insect dat ooit door een entomoloog in kamp Westerbork werd verzameld, en de indrukwekkende omvang van de Naturalis‑collectie. Hoewel haar inzet voor BGE is afgerond, kijkt Rijnsburger vooruit naar vervolgprojecten zoals eDentity, waarin nog veel protocolontwikkeling en nieuwe monsterstromen (grond, water) wachten. Haar advies aan belangstellenden in dit vakgebied is simpel: blijf nieuwsgierig — enthousiasme opent veel deuren.