Van eik naar den: Nederland krijgt er een jeukrups bij
In dit artikel:
Biologen signaleren dat de dennenprocessierups zich langzaam naar Nederland uitbreidt en waarschuwen voor de mogelijke gevolgen. Eind augustus rapporteerde het Kenniscentrum Eikenprocessierups via Nature Today dat tijdens monitoring met feromoonvallen drie vlinders van de soort waren gevangen in Limburg en Gelderland. Eerdere waarnemingen in België (Esneux) en het aantreffen van een bronswesp in Overijssel — een klein parasitair wespje dat op deze rups leeft — versterken het beeld van noordwaartse expansie, vermoedelijk gestimuleerd door klimaatverandering.
De dennenprocessierups lijkt uiterlijk en in gedrag op de al bekende eikenprocessierups, maar is op meerdere punten zorgelijker. De rupsen dragen ongeveer een miljoen brandharen per individu (vergelijkbaar met circa 800.000 bij de eikenrups). Die haren kunnen huid, ogen en luchtwegen irriteren; bij gevoelige mensen ontstaan soms ernstiger allergische reacties (zoals zwelling of benauwdheid). Ook dieren lopen risico: paarden en koeien kunnen blaren en koliek krijgen; honden tonen vaak slikproblemen, overgeven en hevig krabben aan de snuit. Wat de dennenrups extra gevaarlijk maakt, is dat ze grote afstanden kruipend afleggen — meer dan een kilometer — en zich massaal in de bodem ingraven om te verpoppen, waardoor ze gebouwen en tuinen kunnen binnendringen. Eikenprocessierupsen blijven meestal dichter bij hun voedselboom.
Er zijn ook duidelijke verschillen in levenscyclus en voedselkeuze. Dennenprocessierupsen vormen al in september nesten in naaldbomen; in het derde larvestadium (in de winter) ontwikkelen ze brandharen en vanaf maart-april kruipen ze in lange slierten over de grond. Eikenprocessierupsen krijgen hun schadelijke haren later (vanaf het vierde larvestadium rond mei). Dennenrupsen vreten vooral aan dennen, sparren en ceders, maar kunnen ook blad van steeneik en tweestijlige meidoorn eten; of ze de veelvoorkomende eenstijlige meidoorn prefereren, is nog onduidelijk.
De eikenprocessierups is sinds de jaren tachtig bekend in Nederland en vertoont grote jaarlijkse schommelingen. Na een piekjaar in 2019 — toen op veel plekken nesten en brandharen wijdverspreid waren en gezinnen ernstig werden gehinderd — namen bestrijdingsmaatregelen de populatie af. In 2024 zat de rups in gemiddeld zo’n 6 procent van de eiken; vorig jaar was dat 4,5 procent, maar lokaal blijven er hotspots waar vrijwel elke eik is aangetast (bijvoorbeeld delen van Ede en Nieuwegein). Een belangrijk ecologisch mechanisme is dat rupsen jaren in de bodem kunnen overleven (bij de dennenrups mogelijk tot negen jaar), waardoor plotselinge oplevingen kunnen optreden als omstandigheden gunstig zijn.
Wageningse bioloog dr. Arnold van Vliet benadrukt dat de dennenprocessierups op termijn problemen zal geven, al is onduidelijk wanneer en in welke omvang. Hij betreurt ook dat de financiering van het Kennisplatform Processierups onder druk staat nu de eikenrups minder aandacht vraagt; continu monitoren en kennisuitwisseling zijn volgens hem essentieel om ontwikkelingen tijdig te signaleren en gevolgen te beperken.
Praktisch: monitoring gebeurt onder andere met feromoonvallen die mannetjesvlinders aantrekken, en de vondst van beschermende of parasitaire insecten (zoals bronswespen) kan een vroege aanwijzing zijn dat de soort meekomt. Gezien de gezondheidsrisico’s voor mensen en huisdieren en de mobiele levenswijze van de dennenprocessierups, roepen onderzoekers op tot voortgezet toezicht en voorbereiding, vooral in gebieden met veel naaldbomen en aanleunende begroeiing.