Uitgerekend het kabinet-Schoof moet de democratie weerbaar maken

maandag, 26 mei 2025 (00:00) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

Al meer dan honderd jaar worstelt Nederland met het versterken van zijn democratie, maar ironisch genoeg is het kabinet onder leiding van premier Dick Schoof — met invloed van rechts-radicale partijen zoals de PVV — verantwoordelijk voor het afronden van dat proces. Tijdens het inaugurele debat van dit kabinet op 3 juli 2024 botsten Kamervoorzitter Geert Wilders (PVV) en NSC-leider Pieter Omtzigt scherp over het interne democratisch functioneren van politieke partijen. Omtzigt pleitte voor meer interne ledeninvloed, terwijl Wilders zich fel verzette tegen inmenging, uit angst dat zijn partij gecapteerd zou worden.

Het debat raakt aan een breder maatschappelijk en politiek vraagstuk: hoe waarborgt een democratie haar weerbaarheid tegen antidemocratische krachten? Rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema schreef daarover tien jaar geleden een invloedrijk boek en pleitte voor strengere maatregelen, zoals partijverboden, wanneer partijen de fundamenten van de democratische rechtsstaat bedreigen. In 2018 nam de Staatscommissie-Parlementair Stelsel onder leiding van Johan Remkes deze principes over en adviseerde opname van een partijverbod in een nieuwe Wet op de politieke partijen. Hoewel de commissie vond dat partijen ook intern democratisch moeten zijn, kwam dit aspect slechts summier aan bod en bleef een wettelijke norm voor ledendemocratie achterwege.

Die interne democratie is des te urgenter gezien de structuur van de PVV. Geert Wilders maakte van zijn partij een top-downorganisatie zonder echte leden of interne zeggenschap, wat leidde tot vertrekkende Kamerleden die pleitten voor meer transparantie en participatie binnen de partij. Dit blijft een taboe-onderwerp binnen de PVV, waar zelfs prominente leden terughoudend zijn hun leider ter verantwoording te roepen. De kwetsbaarheid van Wilders schuilt juist in die controle: externe partijgenoten vallen onder premier Schoof, en binnen de fractie leeft onvrede over zijn dominante positie.

De langverwachte nieuwe Wet op de politieke partijen, recent ingediend door staatssecretaris Judith Uitermark (NSC), verscherpt weliswaar partijverboden en legt transparantie-eisen op, maar ontbreekt het aan afdwingbare regels voor ledendemocratie. Dit is een teleurstelling voor Omtzigt en andere voorstanders die hoopten op concrete waarborgen. Men stelde het debat over interne zeggenschap uit, hetgeen mede te maken heeft met de politieke samenstelling van het kabinet, waar PVV en NSC samenwerken.

Ambtenaren en experts worstelen met het dilemma tussen tolerantie en weerbaarheid, waarbij men teruggrijpt op filosofen als Karl Popper en Jürgen Habermas. Nederland onderscheidt zich van landen als Duitsland, waar politieke partijen sinds 1945 strikte democratische normen opgelegd krijgen en extremistische partijen scherper worden gemonitord. In Nederland ontbreekt zelfs in de grondwet een definitie van wat een politieke partij is, en het oude wantrouwen tegen partijen leeft voort in de praktijk.

De huidige wetgeving kiest voor transparantie in plaats van bindende normen, waarmee ze het probleem deels aan de maatschappelijke cultuur overlaat. Veel betrokkenen vrezen dat dit onvoldoende is om partijen als de PVV effectief aan te pakken, vooral nu deze partij een centrale rol in de macht speelt. Toch biedt de nieuwe wet ook kansen: parlementsleden kunnen deze als startpunt gebruiken om strengere waarborgen in te voeren, en er is een potentiële meerderheid voor uitbreiding van democratische eisen aan partijen. De VVD zal daarbij een cruciale stem hebben, hoewel voorstemmen binnen de coalitie politiek gevoelig ligt.

Kortom, terwijl Nederland de democratische structuren wil verstevigen, blijft het spanningsveld tussen interne partijdemocratie, politieke macht en tolerantie voor extremisme onverminderd actueel. De botsing tussen Wilders en Omtzigt symboliseert dit voortdurende conflict over hoe Nederland zijn democratische waarden in praktijk brengt en beschermt.