Tot 25 procent minder meldingen muggenoverlast, grote provinciale verschillen
In dit artikel:
In de eerste drie weken van augustus 2025 rapporteerde 42% van de deelnemers aan Muggenradar.nl last van steekmuggen: 27% ‘een beetje’, 10% ‘veel’ en 5% ‘heel veel’. Dat is lager dan in dezelfde periode van voorgaande jaren (51% in 2022/2023, 68% in 2021). De cijfers komen uit een lopend meetproject van Wageningen University (Laboratorium voor Entomologie en de Leerstoelgroep Earth Systems and Global Change) waarbij via de NatureToday-nieuwsbrief wekelijks 100–300 mensen doorgeven hoe ze het afgelopen weekend muggenoverlast hebben ervaren. De oproep loopt ieder jaar van juli tot midden september en wordt nu voor het zesde meetjaar gebruikt.
Hoewel warme temperaturen de ontwikkeling van muggen versnellen, wijst het onderzoek erop dat de langdurige droogte dit seizoen waarschijnlijk voor minder broedplaatsen heeft gezorgd, waardoor het totaal aan overlast lager uitvalt. Regionaal bestaan er wel duidelijke verschillen: in Groningen en Zuid-Holland werd relatief de meeste overlast gemeld, met hoge percentages ‘veel overlast’ (respectievelijk 27% en 16%). Zeeland meldt de minste hinder; bij 81% van de Zeeuwse meldingen is sprake van geen overlast. Aantal meldingen per provincie volgt in grote lijnen de bevolkingsverdeling, met kleine afwijkingen (bijvoorbeeld iets meer meldingen uit Gelderland).
Verschillende mugsoorten kunnen verantwoordelijk zijn voor de hinder. De huissteekmug (Culex pipiens) is het meest algemeen en ontwikkelt zich in allerlei kleine waterreservoirs dicht bij huizen (regentonnen, vogelbadjes, afvoerputjes, bakjes met regenwater). Een andere soort, de loodgrijze malariamug (Anopheles plumbeus), bijt vaak agressiever en kan lokaal in hoge dichtheden voorkomen, vooral als verlaten mestkelders of agrarische putten onder water staan. Larven hebben ongeveer één week nodig om uit te groeien, wat preventieve maatregelen effectief en tijdig maakt: regelmatig water verversen of weghalen in de tuin verkleint broedplaatsen.
Naast overlast is er aandacht voor gezondheidsrisico’s: Culex pipiens kan Westnijlvirus overbrengen. Het virus circuleert steeds vaker in delen van Europa; in 2024 werd het noordelijk in Duitsland aangetroffen. Het Europees CDC meldde recent dat het huidige aantal meldingen (202) iets boven het decenniumgemiddelde ligt, maar in Nederland is tot nu toe geen bewijs van transmissie gevonden.
Belangrijk voor het onderzoek blijft het doorgeven van waarnemingen via Muggenradar.nl — anoniem of met een gratis NatureToday-account — zodat trends en regionale verschillen goed gevolgd kunnen worden.