Toon moed, politicus: durf te verliezen. Doe niet mee aan de meeloperdemocratie | opinie
In dit artikel:
Tom-Jan Meeus stelt dat Nederland al decennialang functioneert als een "meelopersdemocratie": een politiek bestel waarin gehoorzaamheid wordt beloond en durf genegeerd of afgestraft. Partijen en fracties hechten sterk aan discipline en regeerakkoorden, waardoor veel Kamerleden vooral veilige, keurig opgebouwde cv’s hebben en zelden bereid zijn echte risico’s te nemen of zichzelf op het spel te zetten.
Wie wél afwijkt en moed toont, krijgt vaak eerst publieke waardering maar verliest later interne steun. Als voorbeelden noemt Meeus Pieter Omtzigt (die in de toeslagenaffaire met zijn partij botste), Ahmed Aboutaleb (populair onder kiezers maar van meerdere partijen afgewezen als lijsttrekker) en Geert Wilders (door sommigen gezien als moedig, door anderen als roekeloos en jarenlang zwaar beveiligd vanwege bedreigingen). Binnen partijen geldt evenwel vaak hetzelfde mechanisme van gehoorzaamheid: PVV-politica Ingrid Coenradie kreeg dit voorjaar direct de laan uit nadat ze intern kritiek uitte en dat publiek maakte.
Een recent politiek voorbeeld illustreert volgens Meeus de perverse effecten: deze zomer stemde de Kamer in met een door de PVV ingebracht amendement dat illegaal verblijf strafbaar zou maken, inclusief het helpen van onderduikende illegalen — een formulering waarmee zelfs mensen die in de geschiedenis als hulpverleners gelden, in theorie strafbaar zouden worden. Dat voorstel leidde niet tot breed debat over de ethische en historische consequenties; slechts enkele politici, onder wie CDA-leider Henri Bontenbal en minister David van Weel, wezen het af. De wet werd later ingetrokken, maar het debat over de woordkeuze bleef vrijwel uit. Meeus plaatst daarbij een scherpe vergelijking: het Nederland van vandaag schrijft in parlementaire teksten gedrag strafbaar dat in het verleden juist onderduikers beschermde.
De oorzaak ziet hij deels in een veranderde electorale dynamiek: partijen kennen hun kiezerspools en zijn vooral bezig geen aanhang te verliezen. Politiek wordt zo een defensief spel (hij gebruikt de metafoor catenaccio): vermijden van risico’s en gokken op fouten van de tegenstander. Dat leidt tot grote overeenstemming over stemgedrag in de Kamer en weinig ruimte voor principiële afwijking.
Tegelijkertijd maakt de online publieke sfeer moed moeilijker. Politieke influencers met groot bereik — van Trump tot Wilders — zetten conflict en grote woorden boven terughoudendheid; zij functioneren als massamedia. Het effect: politici met weinig achterban voelen zich gedwongen mee te gaan in de anderhalve toon, en afwijkers worden geïsoleerd. Bovendien is intimidatie van politici en lokale bestuurders toegenomen: bedreigingen, belagingen en geweldsdreiging tegen raadsvergaderingen komen vaker voor. Lokale raadsleden die wél moed tonen bij het regelen van asielopvang worden persoonlijk bedreigd, terwijl het nationale politieke antwoord volgens Meeus onvoldoende is.
Meeus wijst op klassieke voorbeelden van politieke moed als tegenwicht — Lincoln, Theodore Roosevelt, Joop den Uyl die de monarchie spaarde, en Ruud Lubbers die kernwapenbeleid doorzette ondanks massaal verzet — en betoogt dat zulke leiders vandaag weer nodig zijn: mensen die de angsten en impulsen van hun eigen kiezers durven temperen in het algemeen belang. Met het oog op de lopende verkiezingscampagne vraagt hij zich retorisch af waar de lijsttrekkers zijn die bereid zijn te verliezen om het grotere goed te dienen. En hij besluit met een dringende oproep: kandidaten hebben nog maar enkele dagen om werkelijk risico te tonen — het is laat, maar niet te laat.