„Toestemming uitgebuite draagmoeders is niet geldig"
In dit artikel:
VN-special rapporteur Reem Alsalem, sinds 2021 verantwoordelijk voor geweld tegen vrouwen en meisjes, presenteerde half oktober haar kritische rapport over draagmoederschap in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In een aanvullend rapport deze zomer pleit ze voor een wereldwijd verbod op commerciële draagmoederschap. Ze waarschuwt dat het systeem vrouwen economisch dwingt en kinderen reduceert tot verhandelbare goederen.
Alsalem trekt een direct verband tussen de groeiende draagmoederindustrie en geweld tegen vrouwen: zwangerschap en geboorte worden door derden gemonetariseerd, vaak in landen waar armoede vrouwen weinig reële keuze laat. Daardoor is toestemming volgens haar weinig waardevol. Ze noemt gezondheids- en psychologische risico’s voor draagmoeders — zoals hogere kans op vroeggeboorte, medicatie tijdens de zwangerschap en contractuele druk tot abortus wanneer het kind niet aan verwachtingen voldoet — en wijst op het gebrek aan nazorg. Ook voor de kinderen ziet ze ernstige nadelen: directe scheiding van de draagmoeder na de geboorte, vaak geen borstvoeding, en in veel gevallen onwetendheid over hun oorsprong. Verder stelt ze dat screening van wensouders niet op hetzelfde niveau plaatsvindt als bij adoptie, met voorbeelden van kinderen die bij mensen met een verleden van seksueel misbruik terechtkwamen.
De presentatie leidde tot veel media- en ngo-aandacht; de ontvangst was overwegend positief. Enkele landen in Europa, zoals Italië en recentelijk Slowakije, hebben commerciële draagmoederschap inmiddels verboden; Ecuador overweegt hetzelfde. Tegelijkertijd ziet Alsalem met zorg dat onder meer het Verenigd Koninkrijk andere keuzes lijkt te maken. Ze benadrukt dat haar kritiek niet voortkomt uit religieuze of morele bezwaren, maar uit een mensenrechtenperspectief: het internationale recht biedt geen recht op het kopen van kinderen, en de schaal van uitbuiting vraagt volgens haar om wettelijke grenzen.