Tien verkiezingsnederlagen op rij en niemand grijpt in: wat is er aan de hand met de linkse losers van de SP?
In dit artikel:
De SP is in korte tijd veranderd van een politieke kracht met landelijke ambities tot een marginale partij zonder interne opschudding. Waar Jan Marijnissen in 2006 nog 25 Kamerzetels behaalde en Emile Roemer in 2012 in peilingen zelfs op 37 zetels stond, resteren na de meest recente Tweede Kamerverkiezingen nog slechts drie zetels plus een restzetel. De partij leed hiermee voor de tiende verkiezing op rij verlies; afgelopen jaar werd al zichtbaar dat de aanhang slonk (bij de Europese verkiezingen bleef de SP steken op 2,2 procent), en nu zakte het aandeel verder naar 1,9 procent.
Die neergang vindt plaats zonder het soort interne strijd dat je bij vergelijkbare geschiedenislessen vaak ziet: denk aan de ruzies binnen de VVD rond 1990 of de PvdA-crisis met Wim Kok begin jaren negentig. In die gevallen mobiliseerden leden zich, stonden leiders onder druk en ontstond publieke onrust. Bij de SP ontbreekt die strijdlust; politicoloog Menno Hurenkamp constateerde dat de achterban samen met de partij oud is geworden. Daardoor lijkt er weinig energie of verzet binnen de partij om koers of leiderschap ter discussie te stellen.
Het ledenbestand van politieke partijen in Nederland is de afgelopen decennia sterk gekrompen: het CDA telde in 1980 nog ruim 162.000 leden, nu ongeveer 26.000; de VVD daalde van 102.000 naar circa 20.000. Maar opvallend bij de SP is niet alleen het verlies aan stemmers en zetels, maar vooral de apathie onder de overgebleven leden. Dat is opmerkelijk voor een partij die ooit ontstond als KPN/ML — met een radicaal-maoïstische oorsprong waarin heftige interne betrokkenheid en strijdvaardigheid eerder regel dan uitzondering waren.
De auteur waarschuwt dat de lamlendigheid van de SP probleematisch is voor de democratie. Politieke partijen vervullen in het Nederlandse bestel de belangrijke rol van schakel tussen burger en overheid; die functie verzwakt als partijen weinig leden hebben en deze leden nauwelijks actief zijn. De val van de SP illustreert zowel de vergrijzing en verzwakking van partijorganisaties als het risico dat een partij met weinig interne dynamiek geen effectief kanaal meer biedt voor onvrede of alternatieve ideeën.
Kortom: de SP is van electorale koploper naar marginaal schip in nood gezonken, en dat zonder het interne conflict dat in andere tijden vaak leidde tot koerswijziging of leiderschapswissel — een ontwikkeling die zorgelijk is voor zowel de partij zelf als voor de levendigheid van de Nederlandse politieke cultuur.