'Thuis in de 17de eeuw' in het Rijksmuseum. Loop binnen in huizen vol zuiverheid, welstand, eenvoud en zwaar werk

woensdag, 15 oktober 2025 (10:15) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

In het Rijksmuseum in Amsterdam nodigt de tentoonstelling Thuis bezoekers uit om letterlijk de zeventiende eeuw binnen te lopen: levensgrote ‘kijkdozen’ reconstrueren interieurs van verschillende dagdelen en welvaartsniveaus, waardoor het alledaagse leven van toen tastbaar wordt. De show brengt schilderijen, meubels, serviezen, tekstbronnen en klein huishoudgerei samen — zaken die eerder in het museum vaak gescheiden waren — zodat schilderijen van Pieter de Hooch of Jan Steen niet langer alleen aan de wand hangen maar deel uitmaken van complete, ingerichte kamers.

Centraal staat het herkenbare beeld van de Hollandse burger: gewone mensen die eten, werken, bidden, rouwen en feestvieren. Dat onderscheidt de Nederlandse zeventiende-eeuwse visuele cultuur van die van Italië of Spanje, waar mythologie en heiligen domineren. De tentoonstelling toont hoe interieurs fungeren als morele en filosofische statements: meubels en voorwerpen verwezen naar religieuze waarden, gastvrijheid of temperamenten en illustreerden zedelijke idealen. Zelfs de miniatuurrijke poppenhuizen en zorgvuldig geordende linnenkasten waren niet louter illustraties van comfort maar dragers van betekenis.

Het museum laat ook de materialiteit van dat leven zien: een bolpoottafel, verguld meubilair, tafelzilver van Agneta Deutz, porselein, kookpotten, kleding en gereedschap liggen naast portretten en interieurtaferelen. Deze mix maakt duidelijk dat rijkdom zich zowel in grote, uitbundige aankopen als in kleine alledaagse gebruiksvoorwerpen uitte. Archeologische vondsten, zoals de beerput van de familie Sonck uit Hoorn, bevestigen dat huishoudens zowel lokale als luxe geïmporteerde producten gebruikten — van Chinaas porselein tot olijven en peper — terwijl keukengerei vaak hetzelfde was bij rijkere en armere families.

Tegelijkertijd waarschuwt de tentoonstelling én de catalogus tegen te letterlijke lezing van de schilderijen: veel interieurs zijn gestileerd en moraliserend, met details die sociale eigenschappen aanduiden (een papegaai als teken van losbandigheid bijvoorbeeld). Ze vormen idealen van het perfecte huis en de deugdzame huishoudster, niet altijd realistische snapshots. Om die realiteit aan te vullen, gebruiken de samenstellers huis- en kasboeken, boedelbeschrijvingen en persoonlijke brieven — bronnen die vooral over de betere kringen gaan, omdat armen en migranten zelden spullen bezaten die bewaard of beschreven werden.

Een opvallende themawijziging in de interpretatie betreft de positie van vrouwen. In tegenstelling tot het stereotype van de passieve, gevoelstochtloze huisvrouw, toont het materiaal dat vrouwen vaak het huishouden en de financiën leidden: ze beheerden de oikonomia, waren mede-opvoeders en droegen verantwoordelijkheid voor kleding, hygiëne en gezondheid. De tentoonstelling besteedt ook aandacht aan lichamelijke verzorging, seksualiteit en menstruatie, en laat zien dat de linnenkast evenzeer symbool was van zowel zuiverheid als van fysiek zwaar werk.

Sensorische aspecten ontbreken in het museum — de grachtstank of de kruidige lucht die in echte huizen hing — maar de tentoonstelling en catalogus maken duidelijk hoe geuren en recepten voor huisreiniging en bescherming deel uitmaakten van het interieurritueel. Ook intellectuele kaders zoals de humorenleer bleken invloedrijk: meubels, voeding en huishoudelijke routines werden afgestemd op ideeën over warm, koud, nat en droog.

Kortom: Thuis plaatst zeventiende-eeuwse schilderkunst en materiële cultuur in dialoog, reviseert clichés over Nederlandse soberheid en vrouwelijkheid, en laat zien hoe huizen fungeerden als zowel praktische ruimtes als dragers van sociale, religieuze en filosofische idealen. Het resultaat is een intieme, gelaagde blik op het dagelijks leven in de Gouden Eeuw — rijk aan detail, maar tegelijk gestoeld op interpretatie en selectie van bronnen.