Theo van Gogh, 21 jaar dood
In dit artikel:
Rond de jaarlijkse herdenking van de moord op Theo van Gogh — ruim twintig jaar geleden in Amsterdam — grijpt de auteur die gebeurtenis aan om te wijzen op een lange rij gewelddadige aanslagen en moorden, zowel in Europa als wereldwijd. Namen als Charlie Hebdo en Samuel Paty en plekken van terreur van Londen tot Bagdad illustreren volgens de schrijver dat islamitisch geïnspireerd geweld geen incident, maar een structureel gevaar vormt. Daarmee is de kern van het stuk: de dreiging blijft, blijft terugkomen en wordt ondanks haar frequentie te vaak genegeerd of afgezwakt.
Tegelijkertijd hekelt de columnist de maatschappelijke reactie: veel mensen en instellingen tonen volgens hem schijnheilige angstpolitiek en zelfcensuur. Degenen die zich luidruchtig inzetten voor vrijheid van meningsuiting — bijvoorbeeld met Je Suis Charlie-symboliek — zouden kort daarna schromen om een grap over religie te maken of kritiek op de islam te uiten. Die wisselende morele toon wordt gezien als lafheid en als een falen om consequent voor de vrije rede op te komen.
Een tweede belangrijk punt is de zorg over vrouwenrechten en sociale achteruitgang in buurten waar politieke islam meer invloed krijgt. De auteur bekritiseert het argument van keuzevrijheid dat wordt gebruikt om religieuze kleding als hoofddoek te verdedigen: volgens hem wordt zo in sommige gevallen tolerantie omgebogen tot acceptatie van praktijken die vrouwen ondergeschikt maken. Daarnaast worden diverse verbindingsinitiatieven — van iftarmaaltijden tot moslimvriendelijke activiteiten — genoemd als voorbeelden van een maatschappelijke neiging tot verzoening, die echter niet altijd de onderliggende spanningen of de dreiging bestrijdt.
De tekst waarschuwt dat de groep mensen die ondanks risico’s toch publiek blijven spreken kleiner wordt; tekenaars, schrijvers en grapmakers zouden bang zijn. De schrijver doet een oproep om vrijheden niet verder uit te ruilen uit angst voor het stigma van islamofobie en betoogt dat het Nederlandse debat en de bescherming van levensbelangen en levensstijl daardoor verzwakken.
Kort: door herinnering aan gewelddadige gebeurtenissen wordt erop aangedrongen de peristeren de dreiging serieus te nemen, hypocrisie en zelfcensuur te doorbreken, en vrijheden — vooral meningsuiting en vrouwenrechten — consequent te verdedigen.